Al enige tijd was ik erop voorbereid, maar echt zin had ik niet. Ook op die bewuste dag niet. Uiteindelijk had ik het er wel zelf naar gemaakt natuurlijk. Op de MAVO was ik al eens blijven zitten en op de MDS zelfs twee keer. Hierdoor mocht ik niet aan een nieuwe opleiding beginnen voordat ik mijn dienstplicht zou vervullen. Het was vooral het woord “plicht” denk ik, dat een soort afschuw opwekte. Ook het verplicht met bepaalde jongens de hele dag rond moeten hangen. Ik had de situatie gewoon niet zelf in de hand. En vandaag was de definitieve dag dan aangebroken. De dag waarop ik me voor mijn dienstplicht moest melden in Bergen op Zoom. Het enige geluk was dat ze mij hadden ingedeeld bij de transportcompagnie. Dat betekende gratis en voor niets je vrachtwagenrijbewijs. Niet dat ik ooit het idee zou hebben opgevat om vrachtwagenchauffeur te worden, maar als je dan toch het leger in moet. Onderweg naar Bergen op Zoom merkte ik al snel dat er meerdere jongens waren die zich die dag in het groene kloffie zouden laten hijsen. Via een speciaal stukje papier kon je namelijk aantonen dat je op dat moment gratis met het openbaar vervoer mocht reizen. Diversen zaten te rommelen in hun spullen, zoekend naar dat unieke document.
instappen in de laadbak
Aangekomen in Bergen op Zoom was het nog maar een klein stukje. Op het perron werden we door enkele professionele militairen naar de vrachtwagens verwezen. Er stonden er ongeveer een stuk of tien. Allemaal hetzelfde kleurtje. Nog even en ik zou er zelf ook in rijden. Nu moest ik me nog laten rijden. Achterin de laadbak wel te verstaan. Samen met nog een twintigtal groentjes zaten we samengeprakt in dit koekblik. Gelukkig niet voor lang. De bij het document gevoegde plattegrond had ik al uitvoerig bestudeerd. Vanaf het station was het twee keer links na honderd meter naar rechts. Veel verder kon het niet zijn. Voor we vertrokken werd er door een militair nog een keer naar binnen gebulderd. “Iedereen hier is voor de Verenigde Naties?” Ja, iedereen was er voor. Lachen hoor. Gelijk zo’n grapjas die de sfeer er een beetje in probeert te brengen. De Verenigde Naties. Alsof ik het ooit in mijn hoofd zou halen om een oorlog op te zoeken. Hup de luiken dicht en het koekblik was onderweg. En ik ook. Een weg terug was er eigenlijk toen al niet meer. Dienstplicht, raar fenomeen. Geen ontkomen aan.
Na een kwartier in een onhandige houding te hebben gezeten begon ik me af te vragen waarom het zo lang duurde voordat we eens een keer op de kazerne zouden arriveren. Zo ver was het volgens mij toch niet. Ik vroeg het maar niet aan de anderen. Niemand vroeg wat aan de ander, hooguit waar je vandaan kwam. Veel verder kwamen we niet. Het moet de spanning zijn geweest. We lieten alles maar een beetje gebeuren. Er zou nog volop tijd komen om elkaar te leren kennen. We gingen er per slot van rekening allemaal voor de volle twaalf maanden in. Een heel jaar uit je leven verplicht die dingen doen die een ander nodig acht. Maar goed, ik werd in zekere zin natuurlijk al mijn hele leven maar een beetje geleefd. Al die jaren op school waren ook niet echt vrijwillig. Zodra ik uit dienst zou komen kon ik zelf mijn leven gaan leiden. Lekker werken of toch nog naar school. Ik was er nog niet helemaal uit. En toen stonden we opeens stil.
Verkeerd bij de VN
De luiken gingen weer open en zo soepel mogelijk sprongen we met zijn allen uit de kofferbak. De hele rit had wel een half uur geduurd. Ik had die plattegrond toch behoorlijk slecht ingeschat moet ik zeggen. Niets voor mij. Maar goed, we hadden het gehaald. Het avontuur kon beginnen. De omgeving zag er behoorlijk volgens het verwachtingspatroon uit. Veel natuur, veel groen, oude eenvoudige gebouwen, maar wel schoon. Vooral dat laatste kon je ruiken op het moment dat je de gebouwen binnenkwam. In het gebouw waar we naar binnen werden geloodst stonden hele rijen met tafels. In een soort L-vorm waren ze opgesteld en achter elke tafel zaten twee militairen. Het ontvangen en verwerken van de nieuwe lichting ging vlekkeloos. Hier hadden ze ervaring met het afhandelen en doorverwijzen van grote groepen. Volgens numerieke precisie kreeg iedereen zijn nieuwe plek toegewezen. Alleen ik werd naar een geheel andere plek van bestemming gebracht. Een vrij onverwachte plek moet ik zeggen. Ik kon weer terug naar de vrachtwagen die mij zojuist had gebracht. Die vrachtwagen bleek namelijk niet degene te zijn die ik in eerste instantie had moeten nemen. Die vrachtwagen bracht je direct naar Ossendrecht en daar werd je inderdaad opgeleid om met de Verenigde Naties naar bijvoorbeeld Bosnië te kunnen afreizen. De opmerking die de militair had gemaakt bleek dus geen grap. Maar toch zagen die jongens er net zo uit als ik. Niets meer en niets minder. Niet gespierder, lelijker of juist knapper. Hoe kwamen ze er dan toch bij om vrijwillig hun diensttijd op deze manier door te brengen!?
Uiteindelijk arriveerde ik dan toch in Bergen op Zoom. Het voelde opeens als een soort van opluchting. En het bleek inderdaad maar een klein stukje vanaf het station. Je kon net zo goed gaan lopen. Iets wat ik nog veel ging doen de komende tijd. De opleiding voor het rijden in de vrachtwagen kregen we namelijk pas in de vierde week. Eerst moesten we een algemene militaire vooropleiding doen. Dat betekent dat je leert om met je hele groep, peloton, op allerlei commando’s gelijktijdig te reageren. Vanaf dat moment werd alles voor je bepaald. Wanneer je mag lopen, hoe hard en welke kant op. Maar ook eten, afwassen, studeren, sporten, douchen en slapen deed je met jouw peloton. Iedereen moest zijn kast precies hetzelfde inrichten. Je bed opmaken, daar kreeg je les in. Het hersenspoelen was begonnen. Toch toonde onze leiding ook nog iets menselijks. Zo hoefden we in de eerste weken nog niet continu in de zwarte kisten te lopen. De eerste week elke dag twee uur. De weken erna zou dit worden opgevoerd, totdat we niet beter wisten. Discipline is het kernwoord. Een privéleven kon ik vanaf nu wel vergeten. Gelukkig mochten we in het weekend naar huis en was er ’s avonds de mogelijkheid om naar huis te bellen. De avonden waren die eerste week maar kort. Als groep probeerden we elkaar toch maar te leren kennen. Dat gebeurde in de kroeg op de kazerne. Voor 80 cent kon je hier een biertje drinken. Voor een tientje had je een blad bier. En ook dat deel je met je peloton. Menigeen heeft toen leren drinken en zag alle kleuren groen voorbij komen die je bedenken kunt. We hadden hem na de eerste inspannende dagen nogal eens snel hangen namelijk.
Op een zekere avond was er een feest georganiseerd omdat wij onze vier weken van algemene opleiding achter de rug hadden. Deze feesten werden altijd als een definitieve ontgroening gezien. Het was een compleet ritueel geworden. In totaal waren we met een mannetje of honderd. En wat er vooral zou gaan gebeuren was drinken. Het record stond op zo’n 52 vaten. Of wij dachten dit record te gaan breken, vroeg de barman nog aan me. Dat moest geen probleem zijn. Na vier weken waren we inmiddels ervaren drinkers. Gooi de tap maar open en de remmen los. Voorlopig zat ik toch nog niet in die vrachtwagen. En zo gebeurde het dat na het eerste blad genuttigd te hebben, de wedstrijd goed op gang kwam. Rondom enkele tafels hadden we ons verzameld en al gauw was er op de tafels geen plek meer om nog op te leunen. De glazen werden in een bloedverziekend tempo naar binnen gegoten. Menig trucker kon hier nog een puntje aan zuigen. De stemming was optimaal en ons peloton was inmiddels onafscheidelijk geworden, wij moesten ons uiteraard ook bewijzen tegenover de andere pelotons binnen de compagnie. Dus als ze je dan uitdagen om zo snel mogelijk een biertje naar binnen te gieten, dan doe je dat. En als je verliest dan doe je dat gewoon nog een keer. Desnoods nog een keer. Goed, nog één keer dan en ditmaal zou ik hoe dan ook winnen. Echt moeite om het bier naar binnen te gieten deed ik niet. Ik zette mijn mond open en kieperde het glas 180 graden ondersteboven. Klaar, gewonnen!
bier over de overste
Ik denk dat van de inhoud van het glas ongeveer een kwart echt langs mijn keel is gegleden. Het overige deel zat in mijn nek en op mijn kleren. En net toen ik mijn kleren had bekeken en weer opkeek, zag ik degene die zojuist van mij verloren had een glas bier richting mij opgooien. Ditmaal kwam van de inhoud totaal niets in mijn keel terecht en zat het ook niet langer alleen nog maar in mijn nek en kleren. Ik stond niet alleen in een bierplas, ik was er zojuist een geworden. Dat kon ik niet zomaar ongestraft voorbij laten gaan. Die loser stond namelijk nog steeds tegenover mij zichzelf in een deuk te lachen. Daar moest ik een eind aan maken. Het lachen zou hem snel vergaan op het moment dat de lading van mijn reeds zorgvuldig geworpen biertje hem zou treffen. Nu was het mijn beurt om in het lachen uit te barsten. Maar helaas, die jongen wist te bukken. De inhoud van mijn glas had hem niet getroffen, maar was nog wel onderweg. Fuck a duck. Dit ging niet goed. Degene achter die loser kreeg vanuit het niets opeens alles recht in zijn gezicht, nek en kleren. En juist hij was de enige op het feest die een militair kostuum droeg. Ik zie nog steeds voor me hoe die man een seconde lang recht in mijn gezicht stond te kijken. Toen zei iemand: “Dat is de overste.” Nou wist ik niet precies de militaire rangorde helemaal uit mijn hoofd, maar overste hoorde je niet al te vaak. Dat was iets wat behoorlijk hoog en invloedrijk was. Ik maakte dan ook dat onze eerste ontmoeting niet langer dan die ene seconde duurde. Als een opgejaagd speenvarken kneep ik ertussenuit. Mijn avond was daarmee ten einde. En die 52 vaten werden er niet doorheen gedraaid.
De volgende ochtend leek het wel extra vroeg dat we op appèl stonden. De hele compagnie werd zoals altijd in een U-vorm opgesteld. Mijn hoofd was nog lang niet ontspannen en elke minuut leek wel een kwartier te duren. Zodra de hele compagnie stond opgesteld, is het gebruikelijk dat de overste de compagnie inspecteert. Normaal gesproken gebeurt dat vanaf een duidelijk gemarkeerde witte stip in het midden van de U-vorm. Veel verder dan die witte stip kwam hij nooit. Normaal gesproken schreeuwde hij een aantal keer wat kreten waarop de kapiteins hun sergeants weer wat toeschreeuwden. Uiteindelijk was het altijd de sergeant die ons, zijn peloton, het uiteindelijke commando gaf en ervoor zorgde dat wij deden wat dus door de overste in eerste instantie was bedacht. Elke dag weer hetzelfde.
Vandaag verliep het ritueel alleen net iets anders. Het begon allemaal hetzelfde maar het zette zich niet door. Toen we allemaal strak in het gelid stonden moesten we zo blijven staan. En de overste kwam in beweging. Ik besefte op dat moment dat deze overste dezelfde moet zijn geweest als die van gisteravond. Zoveel oversten had je voor deze moeilijke taak namelijk niet nodig. Hij kwam met een verbeten gezicht recht op ons peloton aflopen. Op zich niet verwonderlijk want wij stonden als peloton dan ook helemaal in de punt van de U-vorm opgesteld. Deze man nam zijn tijd. En met een stel haviksogen bestudeerde hij ieder van ons afzonderlijk. Ditmaal leek een minuut wel een uur te duren. Hij kwam dichterbij. Waarom deed hij dit? Was hij iets van plan? Toen stond hij recht tegenover mij. Tussen hem en mij stonden gelukkig nog twee maten van me. Hij rook bloed. Ik rook bier. Het leek wel of de alcohol uit al mijn poriën naar buiten kwam zweten. Wat een ellende. Herkennen deed hij mij niet. Ik hem overigens ook niet, maar ik ben sowieso slecht in het onthouden van namen en gezichten. Met name wanneer ik iemand slechts een seconde heb aangekeken. De havik had na ruim een kwartier de hele compagnie geobserveerd. Niemand was ertussenuit gehaald. Een enkeling moest zijn jack beter dichtdoen of zijn kisten nog maar eens gaan poetsen. Daar bleef het bij. De overste had mij niet herkend en droop langzaam af.
Na dit appèl gingen we sporten. Nou was dit niet zo erg geweest als we wat waren gaan honkballen of basketballen. Alles was beter, in ieder geval, dan dat wat onze sportsergeant voor ogen had: een paar kilometer hardlopen door de bossen. Ik had die ochtend bijna niets gegeten in de zogenaamde vreetschuur. De droge boterhammen die ze je daar voorschotelden, smaakten op bepaalde dagen nou eenmaal niet. En het beetje energie dat er in mijn lijf zat, werd nu dus wel erg snel verbruikt. Ik deed maar net alsof het een nachtmerrie was waaruit ik snel zou ontwaken. Mijn revalidatieproces verliep niet soepel.
ontnuchteren in het bos
Ontwaken zou ik snel, maar die nachtmerrie bleef nog even hangen. Al bij de honderd meter sprint ging het bijna fout. In het rulle zand van het bospad moesten we als duo tegen elkaar rennen. Wie het eerst bij de eindstreep was, won. Dat zijn van die momenten waarop je probeert te verbergen in wat voor mentaal instabiele situatie je jezelf eigenlijk bevindt. Je gaat zo natuurlijk mogelijk in een sprinthouding staan en wacht op het startschot. Zodra ik moest rennen, merkte ik dat het moeilijk is om dan nog je werkelijke gevoelstoestand te onderdrukken. Het leek wel of ik niet van de grond loskwam. In een hoek van 45 graden vooruit rennend leek de aantrekkingskracht van de aarde duizend keer groter dan normaal. Mijn honderd meter sprint won ik niet. Maar het was wel een overwinning op mezelf. Ergens in dat rulle zand moest ik mijn longen verloren hebben. Voor een paar seconden kon ik geen lucht meer naar binnen werken en was het bospad spontaan veranderd in het lekkerste bed dat je maar wensen kan. Wat mij betreft bleef ik daar liggen.
Toen ik weer bij mijn positieven kwam, besefte ik dat dit slechts het begin van mijn einde betekende. Onze sergeant had nog veel meer in petto. Hij was er echt op uit om mij te breken. Ditmaal een spelletje in het zand. Een variant op het American football, maar dan zonder bal. Twee teams, geen scheidsrechter. Beide teams stellen zich in een lijn tegenover elkaar op. Het ene team rent richting het andere en moet hoe dan ook zorgen dat ze door de lijnverdediging van de tegenstander heen breken. Het team dat verdedigt, zorgt er hoe dan ook voor dat er niemand door hun lijnformatie heen komt. Hoe dan ook? Dat hoefde ze geen twee keer te zeggen. Niemand zou er bij mij langskomen. Dat was wat mij betreft zeker! Met dit doel voor ogen zag ik de anderen op mij afstormen. Ze liepen eigenlijk best goed rechtop. Ze leken ook vooral niet van plan om zich door mij te laten stoppen. Focussen nu. Daar kwam mijn doelwit. Ik zou me er hard voor maken dat hij er niet langs zou komen. Nog drie meter, beweging naar links, nu aanpakken die gast. Op het moment dat ik hem wilde vastgrijpen, maakte hij een spontane schijnbeweging naar rechts. Fuck. Ik probeerde me nog naar rechts te werpen. Mijn bovenlijf ging wel, maar mijn voeten bleven staan. Binnen een niet te beschrijven fractie van tijd lag ik alweer in het zand te kijken. De jongen was doorgebroken. Mijn enkel ook.
Het lukte me niet om nog op eigen kracht overeind te komen. Ja, zitten kon ik nog. De sportsergeant kwam maar eens even kijken. Even voelen aan die enkel en toen trok hij me omhoog. Die enkel was niet gebroken, wel verzwikt. Daar moest maar wat hulp aan te pas komen. Met toch wel een duidelijke stem verzocht hij om twee vrijwilligers die mij voor de rest van het sportuur zouden ondersteunen. Niemand voelde zich geroepen. Dat is het nadeel van zo’n dienstplichtig peloton. Als je je even kan drukken, dan doe je dat. Alles moest altijd met de minste inspanning gerealiseerd kunnen worden. Ik stond er dus alleen voor. Nog nooit heeft een weg zich zo moeizaam onder mijn voeten afgelegd. Al hinkelend, struikelend en vallend heb ik mezelf naar de kazerne terug moeten slepen. Eenmaal bij de dokter op zijn geneestafel was ik weer wel bij mijn volle verstand. Dit sjorren door de bossen werkte behoorlijk ontnuchterend. Wat een ellende.
kaal been
Eerst moest er maar een flinke zak ijs op. Daarna scheerde de dokter mijn onderbeen kaal en verpakte het zo strak mogelijk. Het was hartje zomer en ik liep nu met een ingepakt onderbeen waar onmogelijk een zonnestraaltje op zou kunnen komen. Het enige voordeel aan dit alles was dat ik twee weken niet hoefde te sporten.
Mijn vriendin kon er wel om lachen. Het is natuurlijk ook nogal lachwekkend zolang het jou niet overkomt. Gelukkig kon ik er toen ook alweer om lachen. Zodra ik bij haar was, werd ik sowieso vrolijk. Deze meid betekende alles voor me. Ik durf te zeggen dat ik door haar voor het eerst heb gevoeld wat echte liefde is. Wat dat daarvoor betekende, wist ik niet precies. Dat kun je ook niet weten totdat het je overkomt. Alles deden we samen. Behalve in dienst gaan, uiteraard. Ik had er bewust voor gekozen om al gelijk in juni in dienst te gaan, zodat ik volgend jaar in juni er weer uit zou komen. Zij zou dan haar examens voor de havo hebben afgerond en samen hadden we dan een paar maanden vakantie. Dat betekende wel dat ik dit jaar geen echte vakantie zou hebben. En dat terwijl ik net na vijf jaar de mds eindelijk eens een keer achter me wist te laten. Maar goed, het was een bewuste keuze die de moeite waard leek. Heldere afspraak toch!?
Met elke kaart die ik van haar ontving, was mijn dag weer goed. Ik wilde elke dag wel post van haar, maar dat ging ook weer een beetje ver. Elke dag bellen kon wel. Behalve in die ene week dat ze met haar ouders en broertje naar Spanje was gegaan. Het was maar voor een week. Alleen leek het in mijn ogen veel langer. Zeker omdat ze er dan ook in het weekend niet was. Wat nou juist zo’n belangrijk moment van de week voor mij was. Maar goed, dit weekend kwam ze alweer terug. Konden we gelijk haar verjaardag nog eens even dunnetjes overdoen.
liefde maakt blind
Bij de buren had ik om de sleutel van haar ouders’ huis gevraagd. Ze woonde namelijk nog gewoon bij haar ouders thuis. Zonder dat zij dit wist, was ik dus al in haar kamer geweest. Ik had wel een stuk of vier bossen bloemen bij me. Geld speelde geen rol nu ik zo’n 1.100 gulden per maand verdiende. Vergeleken met het baantje dat ik bij de Kwantum had en de studiebeurs die ik kreeg, ging het me nu voor de wind. Het waren voornamelijk rozen die ik had gekocht. Met de nodige inspanning zag haar kamer er even later uit alsof de lente was losgebarsten. Het feest kon beginnen.
Ik kon natuurlijk niet daar in het huis blijven wachten totdat de familie eens een keer thuis zou komen. Zodoende was ik niet in haar kamer om te zien hoe ze reageerde toen ze haar eigen bloemenwinkel binnenkwam. Ze belde me op en zei dat ik maar snel langs moest komen. En dat kostte me natuurlijk geen moeite, ondanks die verzwikte enkel. Toen ze me zo zag binnenkomen, keek ze er in eerste instantie bezorgd naar. Vroeg naar het verhaal achter de enkel en begon toen, zoals gezegd, te lachen. Het zat me niet mee. “Maar hoe was je vakantie?” vroeg ik. Daar bleek ook een verhaal achter te zitten. Zo bleek het nogal erg gezellig te zijn geweest. Op zich niet verwonderlijk, want ze kon het ook wel goed met haar familie vinden, vond ik. Maar dat bleek niet de oorzaak te zijn van de extra gezelligheid. Nee, het was die ene specifieke jongen die ook in haar appartementencomplex zat. Ik kon mijn oren niet geloven. Gebeurde dit echt? Daar was ik klaar mee. Maar er was niets gebeurd. Ze hadden alleen maar gezoend en ze hield echt alleen van mij. Dat was niet niks. Wat moest ik hier nou weer mee. En ze wilde die andere jongen ook nog blijven zien. Van alle kanten werd ik op dat moment overrompeld. Stond ik daar in een kamer vol bloemen. Ik kan haar moeilijk tegenhouden, dacht ik zo bij mezelf. Wat moest ik. De hele week zat ik in Bergen op Zoom en kon zij doen en laten wat ze maar wilde. Het was natuurlijk absoluut niet eerlijk, maar ze was er wel open over. Op dat moment stond ik min of meer met mijn rug tegen de muur. Ze was me zoveel waard dat het niet in mij opkwam om in deze bloemenzee een einde aan onze relatie te maken. Het idee alleen al was nog niet eens in me opgekomen. Liefde maakt blind.

