Het was een week voor kerst in 1993. Op maandag moest ik me in Ossendrecht melden. Ik zou nu officieel de opleiding tot verbindelaar gaan volgen om uiteindelijk bij het 1e NL UN-Verbindingsbataljon in het voormalige Joegoslavië te dienen. Gedurende de opleiding werd ik ingedeeld in peloton V12. Dat betekende dat wij de twaalfde groep zouden zijn die in het 1e NL UN-Verbindingsbataljon zou dienen. Het peloton waar ik me vanaf die dag bij zou voegen had bijna zijn Algemene Militaire Opleiding afgerond. Aangezien ik deze al eens had gevolgd, hoefde ik daar niet opnieuw aan deel te nemen. Zo waren er nog een twintigtal jongens die dat ook niet hoefden. Dit waren jongens die, net als ik, hun diensttijd vrijwillig zouden verlengen met enkele maanden om uitgezonden te worden. Met hen zou ik die eerste week continu optrekken.
Veel jongens van deze groep droegen nog het oude militaire uniform. Dat was het eerste waar verandering in werd gebracht. Binnen de kortste keren liepen we er totaal gecamoufleerd bij. Dat stond direct een stuk imposanter. Het startsein voor een langzame metamorfose was hiermee gegeven. Op ons camouflagepak mochten we een blauw koord rondom de linker schouder dragen. Dit gaf aan dat we tot een select gezelschap behoorden dat uiteindelijk de Verenigde Naties zou gaan dienen. Met trots droeg ik dit koord, en het gaf me meteen een gevoel van verbondenheid.
De overige jongens binnen het peloton droegen ook dit koord en accepteerden ons nieuwkomers vrij snel. Ze vroegen in eerste instantie vooral naar de reden waarom we pas in een later stadium hadden besloten om uitgezonden te worden. Toen bleek dat onze motivatie dezelfde was als die van hen, was het ijs snel gebroken. Het feit dat er een soort overkoepelend ideaal binnen de groep bestond, zorgde bovendien voor een sfeer die ik tot dan toe niet was tegengekomen. Bij mijn vorige compagnie was het ook uitstekend bevallen, maar daar zat men vooral de tijd uit. Hier werkte iedereen toe naar het moment van uitzending. Iedereen wilde er klaar voor zijn en gaf zich, bijna altijd, voor de volle 100%.
hartelijk welkom
Deze eerste week duurde voor ons als nieuwkomers maar een dag of drie, daarna waren we vrij tot na oud en nieuw. Al mijn nieuw verkregen kleding hoefde ik niet eens uit te pakken, want aan het eind van de week moest alles alweer in plunjebalen. Na de korte vakantie moest het hele peloton zich namelijk melden in Ede. Daar zou de daadwerkelijke verbindingscursus beginnen.
Het weekend voordat ik voor de eerste keer naar Ede zou afreizen, had ik een tondeuse gekocht. Het was me namelijk opgevallen dat iedereen in Ossendrecht met een kaalgeschoren hoofd rondliep. Dus om ervoor te zorgen dat ik mijn hoofd ook kaal kon scheren en het makkelijk kon onderhouden, had ik zo’n apparaat aangeschaft. Ik was klaar voor Ede en het vervolg van de opleiding.
In totaal zouden we zo’n drie weken in Ede blijven. We begonnen de eerste dag uiteraard met het verkennen van de kazerne en een welkomsttoespraak van de kapitein. Deze man was zeker geen lichtgewicht. Hij nam zijn functie zeer serieus en zorgde ervoor dat je zijn woorden niet snel zou vergeten. Tijdens zijn speech kon hij je bovendien zeer indringend aankijken, waardoor je het gevoel kreeg dat hij jou in het bijzonder extra goed in de gaten zou houden. Welke misstappen je volgens hem kon maken, wist hij zorgvuldig op te sommen. Ik was op mijn hoede.
Na een wandeling over de kazerne was het tijd om onze kasten in te richten. Op elke kamer lagen we met ongeveer acht man. Per kamer moest iemand als een soort vertegenwoordiger worden aangewezen. Dat noemden ze de kameroudste, als ik me goed herinner. Het onafgebroken enthousiasme ging bij enkelen zover dat ze stonden te popelen om hiervoor vrijwillig te worden benoemd. Ook op onze kamer was het dus geen probleem om iemand aan te wijzen. Zijn taak bestond eruit om ervoor te zorgen dat de kamer er elke ochtend piekfijn uitzag bij de inspectie.
Hier werd streng op gecontroleerd door de sergeant. Deze man was niet iemand met wie je zomaar een grapje kon uithalen. Zo gespierd als hij was, zag je meestal alleen in een sportschool. Hij was waarschijnlijk zo’n type dat een fitnessclub tien jaar geleden had opgericht en inmiddels zijn maximale fysieke potentieel had bereikt. Waar mijn uniform soepel om mijn lichaam zat, zat het bij hem strak gespannen om zijn gespierde lijf. Dit was wat je noemde “strak in het pak”.
Als hij in een slechte bui was, pakte hij zijn baret en ging ermee langs de plinten en deurposten. Zat er maar een klein beetje stof aan dat wollen hoofddeksel, dan kon je weer opnieuw beginnen. Ondanks de nodige zweetdruppels en een bonzend hart was deze voorstelling altijd een soort van lachwekkend. Althans … je moest er de humor van inzien. Als je dat niet kon, zou je veel frustrerende momenten beleven.
akelig kaal
Veel meer deden we die dag niet, dus waren we al snel klaar. Klaar om de tondeuse tevoorschijn te halen. Alle nieuwkomers liepen namelijk nog steeds rond met een flinke bos haar. Hoewel ik me er niet echt druk om maakte dat ik met een kale kop zou rondlopen, was ik toch nieuwsgierig naar het eindresultaat. Bij sommige jongens zag dat er namelijk echt niet uit. Als er al niet een zichtbaar litteken tevoorschijn kwam, dan hadden velen wel een soort deuk of vreemdsoortige bult op hun hoofd. Bij mij viel dat gelukkig allemaal wel mee.


Toen ik voor de eerste keer in de spiegel keek, zag ik nog overal plukken haar op mijn hoofd. Ze hadden me expres niet helemaal goed geschoren, waardoor ik eruitzag alsof ik een kankerpatiënt was. Dat is uiteraard geen onderwerp om grappen over te maken. Ik was natuurlijk over de zeik, terwijl de rest in een deuk lag. Nadat ze waren uitgelachen, werd mijn kapsel alsnog gefikst. Vanaf dat moment liep ik met een strak geschoren hoofd rond en voelde ik me nog meer onderdeel van de groep. Ook de andere nieuwkomers hadden zich laten scheren. Het onderscheid tussen ons en de rest van de jongens was daarmee compleet verdwenen. Vanaf nu waren we met z’n allen één groep.
Naast het feit dat dit groepsgevoel dankzij de kale koppen sterker werd, had het ook praktische voordelen. Zo had je minder kans op luizen, vlooien en ander ongedierte. Met alleen een blok zeep kon je je gezicht én de rest van je hoofd gemakkelijk schoonmaken. Shampoo gebruikte ik vanaf dat moment niet meer.
De dagen daarna waren erg intensief. We begonnen bijna elke dag met het leren omgaan met diverse (zend)apparaten, zoals een telex, fax en switchboard. Een fax kende ik wel van naam, maar ik had er nog nooit mee gewerkt. Dit was echt het modernste snufje dat het leger op dat moment had. Een telex daarentegen was al veel langer in gebruik en bleek een ramp om mee te werken. Het switchboard was vooral een leuk speeltje.
tering telex
De telex was voor velen lastig, vooral omdat sommigen nog nooit met een typemachine hadden gewerkt. Hierdoor werden veel fouten gemaakt. En als je op een telex een fout maakte, was dat niet zomaar te herstellen. Elke letter die je typte, werd namelijk vastgelegd op een papieren strook. In die strook prikte een naald automatisch kleine gaatjes. Wanneer je een verhaal van tien regels had getypt, kon die strook al snel een meter lang zijn. Om je boodschap te versturen, moest je de strook door je telex halen. Bij de ontvanger kwam dan precies zo’n strook tevoorschijn, samen met een afdruk op papier.
Het proces was omslachtig en foutgevoelig. De strook kon vastlopen in je telex, een kreukel oplopen of zelfs scheuren. Vaak moest je dan helemaal opnieuw beginnen. Het was echt een hel, naar de tering met die telex. Maar ik maakte me daar verder niet al te druk om 🙂
Aan het eind van de dag gingen we vaak sporten. Naast de kazerne lag een groot bos, zoals bij bijna elke kazerne het geval is. Dat is natuurlijk logisch, want een bos biedt beschutting en houdt de kazerne uit het zicht. Maar voor bewaking en overzicht rondom zo’n kazerne is het juist minder handig. Hoe dan ook, we kregen regelmatig de meest bizarre opdrachten die we in dat bos moesten uitvoeren.
In groepen moesten we met complete boomstammen zigzaggend tussen de bomen rennen, over beekjes klimmen en door modderpoelen banjeren. Soms deden we dat in sportoutfit en soms in overall en op kisten. Het was altijd afwachten wat ze deze keer hadden bedacht, maar één ding was zeker: je was compleet uitgeput als je klaar was. Daarna volgden douchen, omkleden en zorgen dat je wat te eten binnenkreeg.
In het begin aten we nog wel op de kazerne, maar de lange wachtrijen en het niet bepaald culinair hoogstaande eten maakten dat van korte duur. De shoarmatenten in Ede deden dankzij ons goede zaken. Er waren er een stuk of drie, en we kwamen er vaak over de vloer.
Een avondprogramma hadden we nooit. Het werd in ieder geval niet door onze leiding ingevuld. Hierdoor waren we bijna elke avond te vinden in het uitgaansleven en de shoarmatenten van Ede. Na verloop van tijd ontdekten we zo de beste shoarmatent. Dat wil zeggen: we wisten waar de beste shoarma te krijgen was, maar voor de beste saus moest je weer ergens anders zijn. Met bakken tegelijk goten we knoflooksaus over het vlees. De shoarma kon er diepzeeduiken in de saus. Heerlijk!
Het uitgaansleven in Ede was niet geweldig. Er is een standaard pleintje met een paar cafés, maar om te zeggen dat het fantastisch was? Nee. Toch konden we er prima een biertje drinken. Er hing ook altijd wel een groepje meiden rond. Ze wisten dat er om de zoveel tijd een nieuwe lichting jongens op de kazerne kwam, en vooral die kortgeschoren koppies vonden ze leuk. Daar moesten ze dan zeker even aanzitten. Mede door dit soort taferelen gingen we in het begin graag naar dat pleintje.
Al snel hadden we een soort stamkroeg. Het was een minidisco waar de DJ nog ouderwets direct op de dansvloer stond te draaien. Die dansvloer stond precies in het midden van de zaak. Achterin bevond zich de bar met tap, waar je lekker met je maten kon kletsen. Veel jongens van het peloton leefden zich uit op de dansvloer. Meestal waren er zo’n vijf man tegelijk bezig hetzelfde meisje te versieren.
kwaad bloed
Schuin tegenover de discotheek lag een poolcentrum, waar veel jongens van ons peloton te vinden waren. Toch troffen we elkaar uiteindelijk altijd weer op de dansvloer.
Op een avond zat ik met een stel maten aan de bar. De ruimte achter ons was niet groot; je kon er wel een biertje bestellen, maar je bleef er niet staan hangen. Tot mijn verbazing bleef een groepje jongens dat wel doen. Ik kende ze niet. Hoewel ze ook kortgeschoren hoofden hadden, hoorden ze zeker niet bij ons peloton. Misschien waren ze van een nieuwe lichting, of juist van een groep die voor ons was aangekomen.
Ik probeerde een praatje met ze te maken om uit te vinden wie ze waren. Geen antwoord. Ze staarden nors voor zich uit en grijnsden naar elkaar. Het enige antwoord dat ik kreeg, was een schouderduw. Het was duidelijk dat dit geen jongens van onze groep waren. Waarschijnlijk ook niet van een lichting voor of na ons. Hun provocerende gedrag paste totaal niet bij onze groep.
Het bleef niet bij die schouderduw. Ze waren duidelijk uit op herrie, en dat konden ze krijgen. Binnen een mum van tijd stonden we buiten met ze. Verrassend genoeg waren ze maar met zes man. En dat terwijl wij alleen al in de disco met vijftien man waren. Misschien verwachten ze niet dat we allemaal bij elkaar hoorden.
Veel meer dan een grote mond gaven ze buiten niet. Zeker niet toen de rest van ons peloton er ook nog bij kwam. Niet dat het hele peloton aanwezig was, maar er stonden toch al snel twintig man om hen heen. De overmacht leek ze te overtuigen. Ze dreigden dat ze nog wel een keer terug zouden komen, maar het bleef verder rustig.
Later hoorden we wie het waren: jongens van de Luchtmobiele Brigade. Een paar van ons raakten daar behoorlijk over de zeik van. En eerlijk gezegd kon ik ook slecht tegen dat soort provocerend gedrag. Mensen die alleen maar uit zijn op rotzooi, ik begrijp daar niets van. Het leek erop dat ze zich hadden verveeld en een drang voelden om zich te bewijzen tegenover hun maten. Hoe dan ook, de rest van de avond was behoorlijk verpest.
naar de hoeren
Aangezien Ede vooral op donderdag tot leven kwam, gingen we op dinsdag en woensdag vaak naar Arnhem. Met de trein was dat maar een kwartiertje. Het was daar tien keer gezelliger dan in Ede. Bovendien had Arnhem het Spijkerkwartier. De meeste mannen kennen die naam wel, zeker degenen die in de buurt van Arnhem gelegerd zijn geweest. Het was altijd vermakelijk om daar rond te lopen.
Alle aandacht van de vrouwen was goed voor je ego. In plaats van dat je moeite moest doen om een meisje te versieren, moest je hen hier juist van je afhouden. Ze versierden jou, al was het ze natuurlijk alleen om het geld te doen. De trucjes die ze gebruikten waren vaak hilarisch. Het voelde als een spel met de duivel: je liet je inpakken, deed alsof je zwichtte, en zei dan toch nee. Dat gaf een zekere kick.
Tot dat moment was ik nog nooit naar binnen geweest bij een prostituee. Dat ging tegen mijn normen en waarden in. Betalen voor seks met iemand voor wie je niets voelt, leek me totaal niet opwindend. Maar die avond verliep anders dan ik had verwacht.
Met een groep van vijf man liepen we langs de ramen, ons vermakend met de vrouwen achter het glas. Ze kwamen in alle soorten en maten, wat genoeg gespreksstof opleverde. Bij een tent waar een busje voor stond, zagen we een grote Surinaamse vrouw die luidkeels tegen een man stond te schreeuwen.
Het bleek dat er een enorme koelkast in het busje stond, een Amerikaans model. Ze wisten niet hoe ze dat ding naar binnen moesten krijgen. De man leek haar pooier te zijn, en hij was te oud om het alleen te doen. Toen wij eraan kwamen lopen, vroeg ze ons om hulp.
Met z’n zessen – inclusief de pooier – tilden we de koelkast naar binnen. Voorzichtig gingen we een trapje af, door een ontvangstkamer, en uiteindelijk naar de slaapkamer. Het was een surrealistische ervaring. We zetten de koelkast neer en de vrouw bedankte ons uitvoerig. Ze bood ons aan om het ‘goed te maken’: voor 50 gulden mochten we met z’n vijven tegelijk van haar diensten gebruikmaken.
Ze ging alvast op het bed liggen, maar het was geen uitnodigend gezicht. We keken elkaar aan en wisten zonder woorden dat we deze kans aan ons voorbij zouden laten gaan. Het idee om daar met z’n vijven te staan terwijl zij op bed lag, was te bizar.
Buiten barstten we in lachen uit. We hadden de avond van ons leven en eindigden in een café met een paar biertjes, terwijl we verder fantaseerden over wat er allemaal was gebeurd.
officieel verbindelaar
De verschillende lessen begonnen inmiddels hun vruchten af te werpen. We merkten dat we al een beetje echte verbindelaars werden. Naast het beheersen van de fax, telex en het switchboard kregen we ook codetaal uitgelegd. Hierop moesten we eindeloos oefenen, tot het je de keel uit kwam. Alleen op die manier kon de uniformiteit worden gewaarborgd en zorgde de militaire organisatie ervoor dat iedereen op dezelfde manier handelde in bepaalde situaties. We werden niet alleen gedwongen om hetzelfde te lopen, eten, praten en slapen, maar nu ook om hetzelfde te denken. Het leek haast onmogelijk om nog enigszins jezelf te blijven. Toch lukte dat wonderwel. Juist doordat we zo’n strakke gedragsregels opgelegd kregen, was het af en toe nodig om even uit de band te springen.
Niet dat we onze taken niet serieus namen, maar soms was het gewoon lekker om de aangespannen touwtjes een beetje los te laten. Om de beurt was er wel iemand de klos bij een geintje dat werd uitgehaald. De ene keer werd de kast van iemand op zijn kop gezet, de andere keer maakte iemand van jouw bed een zogenaamd matrozenbed. Over deze grap bestonden overigens verschillende meningen. Volgens de een moest je het bovenste laken voor de helft naar achteren vouwen, zodat de persoon die zijn bed indook halverwege bleef steken, vaak met een gescheurd laken tot gevolg. Volgens de ander moest je iemands matras vol water gieten, zodat ze een echt waterbed zouden hebben. Beide methoden werkten overigens prima.
Het was een pittige klus om het hele verbindingsverhaal onder de knie te krijgen. Ik ben van huis uit niet echt technisch en had vaak weinig interesse in de technische aspecten die bij het vak van een verbindelaar komen kijken. Naast het omgaan met de diverse apparatuur moesten we deze ook kunnen onderhouden, aansluiten en afsluiten. Maar nu, na een paar weken, zouden we dit deel van de opleiding afronden. Zoals zo vaak in het leger stond er weer een test op het programma. Soms leek het wel alsof het hele legerleven uit een aaneenschakeling van tests bestond. Ik begon er al een aardige hekel aan te krijgen. Wat zou er gebeuren als ik niet zou slagen? Moest ik het dan ook weer vijf keer overdoen? Zo ver zou het toch niet komen?
De avond ervoor hadden we met zijn allen nog flink zitten leren. We hielpen elkaar waar nodig, bijvoorbeeld door elkaar om de beurt te overhoren. Tijdens het examen hing er een gezonde spanning in het peloton. Er werd niet al te streng gecontroleerd op spieken, en het leek erop dat iedereen gewoon moest slagen. Er werd een oogje in het zeil gehouden, maar we konden elkaar prima antwoorden doorgeven. Een en ander werd oogluikend toegestaan, en zo slaagde het hele peloton. Tijd voor een feestje dus.
Aangezien het onze laatste avond in Ede was, vonden we dat we nog één keer in het dorp moesten gaan stappen. Helaas dachten niet veel anderen er zo over. Uiteindelijk gingen we maar met z’n vijven. De rest ging naar Arnhem of bleef in de kantine op de kazerne. Dat kon overigens ook gezellig zijn, maar dan was je weer alleen maar onder jongens. Wij wilden het anders aanpakken: nog één keer een broodje shoarma met knoflooksaus halen. Ik blijf erbij dat ze in Ede de beste shoarma maken. Daarna gingen we naar onze stamdisco.
op tijd ontsnapt
Die avond hadden we echter niet veel vrouwen om ons heen. De enige vrouw waarmee we contact hadden, was de uitsmijtster van de disco. Een vrouw in dat vak was al bijzonder, maar deze had haar op haar tanden, bovenlip en onderkin. Niet iemand waarmee je ruzie wilde krijgen, hoewel ze verder erg aardig was. De biertjes smaakten goed en, zoals altijd, zaten we achter in de zaak bij de bar. Langzaam maar zeker werd het drukker. Omdat we vroeg waren gekomen, viel iedereen die binnenkwam ons op. Helaas kwamen er nauwelijks vrouwen. Het enige wat we zagen, waren opgefokte jongens. Jongens met kale koppen. Ze kwamen met bosjes tegelijk binnen en leken elkaar allemaal te kennen. Geen van hen kende ik.
Toen de DJ naar ons toe kwam, ging er een lampje branden. Hij waarschuwde ons dat we beter konden vertrekken. De jongens waren namelijk van de Luchtmobiele Brigade. Ze kwamen met hun hele peloton wraak nemen omdat hun maten een week geleden door ons waren weggestuurd. De DJ vertelde dat hij al eerder had meegemaakt dat zulke situaties volledig uit de hand liepen, vaak met een gesloopte zaak als resultaat. Mijn hart begon te bonzen. Gelukkig wisten we snel een beslissing te nemen: eieren voor ons geld kiezen. Langzaam liepen we naar de garderobe. De uitsmijtster had de situatie door en gaf ons direct onze jassen. Dankzij haar verlieten we veilig de zaak.
Buiten voelde ik de adem van de groep in mijn nek. Mijn vier maten liepen voor mij uit, maar in plaats van door te lopen naar een veilige plek, liepen ze verder zonder duidelijke bestemming. Toen ik een taxi zag staan, schreeuwde ik: “Jongens, taxi!” Binnen een oogwenk zaten we erin. Terwijl de taxi wegreed, zagen we de boze blikken van de groep. Een grote opluchting overspoelde ons. Wat een avond! Voor het eerst was ik blij dat ik niet bij het ondersteunende bataljon van de Luchtmobiele Brigade was geplaatst, waar ik in eerste instantie voor wilde tekenen.
Ondertussen bleef mijn ex-vriendin een belangrijk onderdeel van mijn leven. Soms kwam ik haar tegen met haar nieuwe vriend en onze gezamenlijke vrienden. Het was pijnlijk om te zien hoe haar nieuwe vriend mijn plek had ingenomen, maar ik hield me groot. Toen het uitging met haar nieuwe vriend, zochten we elkaar weer op. We gingen zelfs naar de film en bij elkaar op bezoek. Hoewel ze probeerde me over te halen niet naar Joegoslavië te gaan, bleef ik bij mijn besluit. Als ze echt verder wilde met mij, kon ze op me wachten tot ik terug was.

