Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

De week erop begonnen direct de rijlessen. Tegelijkertijd moesten we onze theorielessen volgen en ons mentaal voorbereiden op de examens. Het rijden in de vrachtwagen viel me zwaar tegen. Hoewel mijn enkel beter ging, moest je flink op de pedalen stampen om zo’n oude viertonner op gang te houden. Voor iemand met weinig gewicht in te brengen was dat een uitdaging. Het voortdurende schakelen ging al snel op mijn spieren werken, vooral in de bebouwde kom. Hier had ik moeite om de snelheid consequent te doseren. Ik kon dan wel drinken als een trucker, maar rijden was andere koek. Mijn respect voor vrachtwagenchauffeurs groeide met de dag. Je ziet soms echt niet dat er een fietser naast je zit, en fileparkeren met een vrachtwagen is een kunst op zich. Voor mij verliep het allesbehalve soepel. Anderen leken geboren voor het vak.

Het weekend na deze eerste week rijlessen moest ik studeren voor het theorie-examen dat maandag gepland stond. Maar dat weekend hield niet alleen de verkeerssituaties me bezig. Mijn liefdesleven leek een vreemde weg ingeslagen. Een concurrent had zijn kans schoon gezien, en ik voelde me overweldigd. Ik begreep de regels van dit spel niet — later zou blijken dat die regels niet eens bestonden. Voorlopig hoefde ik geen post meer op mijn nieuwe adres te verwachten. Verward en verslagen bracht ik de dagen door, alsof ik gehypnotiseerd was. De klap zou pas veel later echt doordringen.

Het werd stil aan het front. De enige post die ik kreeg was van mijn familie. Het theorie-examen had ik de eerste keer niet gehaald. Ik had wel gestudeerd, maar echt bij de les was ik niet. Tijdens het examen moesten we 30 vragen beantwoorden, waarvan er 27 goed moesten zijn. Het was streng en formeel. Iedereen in dienst haalt zijn rijbewijs, werd gezegd. Maar voorlopig gold dat niet voor mij. Als ik zou slagen, werd ik brandstofchauffeur met een korporaalsfunctie. Een relaxte baan en een dikke gele streep op de schouder — wat wilde een man nog meer? Toen kwam het nuchtere besef: een man wil uiteraard een vriendin.

Ook de praktijklessen verliepen stroef. Mijn instructeur begon te concluderen dat ik moeite had, en ikzelf ook. Dit spel had wel degelijk regels, en ik moest ze snel onder de knie krijgen om mijn roze papiertje te behalen.

Ik mocht het theorie-examen opnieuw doen. Ditmaal was ik optimistischer. Ik kende sommige vragen al en wist zeker dat ik die goed had. Toch zakte ik weer, met 26 punten. Dit lot leek me niet gunstig gezind. Gelukkig volgde dezelfde avond een herkansing. Het examen voelde inmiddels vertrouwd aan, en ik leerde van mijn eerdere fouten. Maar ook deze keer behaalde ik weer 26 punten. De frustratie groeide. Ditmaal moest het gewoon lukken, maar opnieuw faalde ik. Drie keer dezelfde uitslag leek wel een slechte grap.

Ondertussen gingen de rijlessen door. Gelukkig mochten we nu ook ’s avonds de kazerne af. Zo maakten we Bergen op Zoom onveilig — voor zover dat mogelijk was. Het centrum had een plein met een paar cafés en een shoarmatent. Brabantse gastvrijheid maakte het echter onmogelijk om werkelijk overlast te veroorzaken. Overdag was ik achter het stuur ‘de schrik van Bergen op Zoom’.

kermis in tilburg

In het weekend belandden we op de kermis in Tilburg. Dat herinner ik me goed, want ik was niet nuchter toen we terugkwamen op de kazerne. Na een avond vol bier en attracties waren we vroeg terug. Het was een heerlijke zomeravond, en met wat souvenirs bedachten we een plan. Een doosje knalerwten leek perfect om de stip van de overste te versieren. Kort daarna gingen we naar bed.

De volgende ochtend stond iedereen strak in het gelid. De overste marcheerde aan zoals altijd, strak vooruitkijkend. Toen hij op zijn stip ging staan, klonken de knallen. Hij schrok zich een ongeluk, maar herpakte zich snel. Niemand zou ooit weten wie erbij betrokken was.

Het weekend erop kreeg ik mijn vierde kans op het theorie-examen. Ditmaal voelde ik me goed voorbereid. De sfeer in het warme lokaal was inmiddels bekend, en ik wist dat ik het kon. Toch slaagde ik opnieuw niet — alweer 26 punten. Het leek een slechte grap. Mijn motivatie kelderde, en ik voelde me verslagen.

Later die week kregen we een ontspannen ritje langs de Deltawerken. In de vrachtwagen ging het vooral over vrouwen, drank en vrachtwagens. Mijn interesse in vrachtwagens nam af; vrouwen en drank vroegen al mijn aandacht. De situatie leek steeds minder succesvol te worden. Mijn instructeur merkte mijn strijd en besloot in overleg met de kapitein dat ik nog een laatste kans kreeg: een mondeling examen in de kamer van de kapitein, over twee dagen.

ontspanning zoeken

In die twee dagen was ik naast het studeren ook nog aan het ontspannen. We kregen rond die tijd namelijk iets meer tijd voor onszelf. Aangezien het met mijn enkel wel weer goed zat, kon ik meedoen met het voetballen, wat we met onze groep graag deden. Echt een ster in het veld was ik niet. Ik kon wel een balletje trappen, maar ik had het al zolang niet meer gedaan. Ik bleek vooral een balletje te kunnen gooien. Na vijf jaar op basketbal te hebben gezeten, was ik in staat om de bal met grote precisie naar iemand toe te gooien. En zo rolde ik in mijn nieuwe taak: ik werd keeper. In deze rol ging ik helemaal op. Er passeerden mij maar weinig ballen. De confrontatie met de tegenstander zocht ik dan ook graag op en bang voor een bal was ik nog nooit geweest. Naarmate we meer oefenden, slaagde ik erin om de bal zelfs tot aan de middenlijn precies voor iemand zijn voeten te gooien. Doordat we zoveel oefenden en we allemaal wel vonden dat we een behoorlijk team vormden, schreven we ons in voor het aanstaande toernooi. Dit toernooi zat er al een tijdje aan te komen. Iedereen kon meedoen. Zo gebeurde het dat naast de teams van de kazerne ook burgerteams meededen. Alles wat geen militair was, noemden we al vrij snel burgers. Dat werd je ook aangeleerd. Je hebt het militaire en het burgerleven. Daar zat een duidelijk verschil in; het was gewoon anders. En dit toernooi zou ook anders worden dan de oefenpartijtjes die wij tot nog toe gespeeld hadden.

Voordat het toernooi zou kunnen gaan beginnen, moest ik dus nog even een test afleggen. Toch wel behoorlijk nerveus klopte ik bij de kapitein op zijn deur. Officieel melden. “Plaats rust.” Het teken dat je je mag ontspannen. Dat lukte me niet echt. In de kamer zat ook nog een sergeant. Hij vertelde me dat hij het examen zou afnemen door middel van een boek. Bij elke foto in het boek zou hij de vraag hardop oplezen en moest ik het antwoord geven. De kapitein zou de antwoorden noteren. Voor het beantwoorden van de vragen kreeg ik alle tijd. Het spel klonk me logisch in de oren. Wat mij betreft konden we beginnen.

Voor de dertig vragen had ik niet zoveel tijd nodig. Sommige vragen waren wat verwarrend, dat wel. Soms zijn de vragen nou eenmaal niet helder geformuleerd. Hierdoor kun je nog wel eens twijfelen. Daar had ik nog het meeste last van. Maar alle situaties kende ik inmiddels wel. Nu werd ik weer ontspannen.

Direct nadat we door alle vragen heen waren, gingen we bekijken wat de antwoorden op de vragen zouden moeten zijn en welk antwoord ik gegeven had. Een voor een liepen we alle foto’s nog een keer langs. Het zag er goed uit. Vraag één tot en met tien waren allemaal goed beantwoord. Vraag elf niet. Shit. Nou ja, dat kan gebeuren. Nog niets aan de hand. Vraag twaalf tot en met vijftien waren ook goed. Vraag zestien niet. Maar vraag 22 ook niet. Ik had nou al drie vragen fout. Toch was ik vrij zeker van mijn zaak. Dat wat ik fout had beantwoord was overigens echt stom. Zeker als zo’n sergeant de situatie dan ook nog eens haarfijn gaat zitten uitleggen. Waarom het al dan niet mag. Dan voel je je extra dom. Alsof iemand nog even wat zout op je wond gooit. Ik werd er nu toch wel wat minder ontspannen onder. Niets mocht nu nog verkeerd gaan. Dat was ook vooraf gezegd. Deze kans zou echt mijn allerlaatste worden. Want zou ik de theorie niet halen, dan kon ik de praktijk helemaal wel vergeten. Voor mij was het hoe dan ook helemaal niks een makkelijk behaald papiertje in dienst. Het heeft me nog nooit zoveel moeite gekost om een certificaat in de wacht te slepen. Nou, vraag 23 dan, die was goed. Vraag 24, die was zeker goed. Dat was een makkie. Ja, goed. Vraag 25, twijfelgeval. 80% kans dacht ik zo. Ja, ook goed. Vraag 26. Moet u hier voorrang verlenen? Nee, dat was een voorrangsweg waar ik op zat. Verkeer van rechts moest maar wachten. Die was goed. FOUT. Fout!? Wat was er fout? Dit kan niet gebeuren.

einde oefening

Ik droom, maak me wakker. Dit was foute boel. Ze gingen me nu toch niet laten zakken zeker? De sergeant begon de situatie uit te leggen. “Als je achteruit rijdt, heeft al het overige verkeer voorrang.” Zijn woorden kwamen niet helemaal door. Ik keek dus maar eens naar de foto. Waar had die man het over? Zat hij wel bij dezelfde vraag als waar ik was gebleven? Voorrangsweg, vrachtwagen op die weg. Ik snapte het nog steeds niet. “Kijk,” zei de sergeant, “hier kun je zien dat de achteruitrijlichten van de vrachtwagen aanstaan. Dat betekent dat hij van plan is om te gaan fileparkeren. Al het verkeer heeft daarom voorrang, ook fietsers.” Vraag 27 tot en met 30 waren wel goed. Maar ik was dus wel mooi gezakt. “Dat is hier nog nooit gebeurd,” zei de kapitein uiteindelijk. “In al die jaren dat wij hier rijles geven, is er niemand geweest die vijf keer achter elkaar 26 punten voor zijn theorie-examen heeft gehaald. Dit gaat zeker het grote boek in.” Je doet maar, dacht ik. Wat kan het mij ook nog allemaal schelen. Gezakt was ik alweer. Voor eens en voor altijd. Hier zou het bij blijven. Mijn rijlessen en alles vielen in duigen. Hoe krijg je het ook bedacht, fileparkeren met een vrachtwagen.

De dagen daarna hoefde ik geen rijlessen meer te nemen. Dat hoofdstuk was dus ook gelijk afgesloten. Samen met nog een aantal anderen die er niet in waren geslaagd om hun theorie te halen, hingen we maar een beetje op de kazerne rond. Soms mochten we een vrachtwagen wassen. Meestal gingen we maar wat sporten in de fitnesszaal of ergens buiten. ’s Avonds oefenden we uiteraard met het team voor het voetbaltoernooi. Ik kwam nogal lekker buiten zo. Maar tegelijkertijd dacht ik aan de resterende tijd in dienst. Waar zou ik terechtkomen? Welke compagnie? In welke plaats zou dat zijn? De functie die ze voor mij in eerste instantie voor ogen hadden, kon nu niet door mij vervuld worden. Hadden ze speciale functies voor drop-outs? Hoe dan ook, ik zou niet in Duitsland worden geplaatst. Dat had nog tot de mogelijkheden behoord. Echter, degenen die dat absoluut niet wilden, hadden dat in de eerste twee weken kunnen melden bij de kapitein. Je moest dan wel een goede reden hebben. Die had ik toen nog wel. Ik wilde namelijk niet een paar weken van mijn vriendin weg zijn. En als het even kon, wilde ik met mijn ‘burger’ vrienden gaan stappen in de weekenden. Gewoon mijn normale leven blijven leven naast dat van het militaire regime. Wat kan er soms in een korte tijd toch veel veranderen! Zo liep het steeds in mijn hoofd te malen.

Tijdens een potje basketbal was het wat dat betreft rustig in mijn hoofd. De bal ging ontspannen heen en weer. Echt fel ging het er niet aan toe. Het leek wel alsof ik nooit gestopt was met deze sport. Vijf jaar had ik het spel gespeeld. Gedurende die tijd was ik er altijd vrij serieus mee bezig geweest. Op dinsdag trainen en in de weekenden een wedstrijd voor de competitie. Soms hadden we dan ook nog een toernooi. En als het weer goed genoeg was, dan gingen we met zijn allen buiten op een basketbalveldje wat oefenen. Maar dat was alweer vijf jaar geleden. Ik was indertijd ermee gestopt omdat ik in Eindhoven ging studeren. Elke dag moest ik twee uur in de bus zitten en voor basketbal zou dan geen tijd meer zijn, dacht ik.

potje basketballen

In het begin ging het dus niet zo zwaar tekeer op het veld. Daar kwam langzaam verandering in. Ik kwam meer in mijn element en voelde de strijdlust in me opkomen. Meestal is daar niet zoveel voor nodig. Een wedstrijd wordt namelijk pas interessant als je jezelf voor 100% geeft en zo je eigen grenzen leert kennen. Dan pas weet je te zeggen dat een tegenstander beter is, zonder jezelf iets te hoeven verwijten. Een blessure hoort er dan eventueel bij. Veel blessures had ik overigens nooit opgelopen. Ook met dit partijtje ging ik er uiteindelijk voor de volle mep voor. Ik zou wel even laten zien wat echt basketbal is. Het enige wat ik nodig had was de bal. Even losmaken van de tegenstander, schijnbeweging, helemaal vrij. OK, kom hier met die bal. Mijn hand was al in de lucht. Degene die de bal had, zag mij lopen. Hij gooide. De bal ging over een paar hoofden heen, vloog precies volgens het boekje mijn richting op. Tussen mij en de basket stond niemand in. Het was een kwestie van de bal vangen, een keer of twee, drie dribbelen en met een eenvoudige lay-up de bal erin leggen. Daar kwam de bal dichter mijn kant op. En daar kwam ook mijn tegenstander. Hij zou er misschien net tussen kunnen komen. Ik sprong de bal een tikje tegemoet. Zo ook mijn tegenstander. Alleen leek hij eerder op zijn eigen manier een soort van achteruit te springen. Hij sprong zo tegen mij op. Voor een moment was ik de bal uit het oog verloren, maar mijn hand was nog omhoog. Toen voelde ik de bal. Hij was echt precies bovenop mijn wijsvinger terechtgekomen. Die bewuste vinger was door de kracht dubbel geklapt. Shit, wat deed dat zeer. Gelijk met mijn hele hebben en houden naar de dichtstbijzijnde kraan gehold. Wel een kwartier heb ik er ijskoud water overheen laten lopen. Toen een en ander tot rust kwam, zat ik met een behoorlijk blauwe vinger te kijken. Daar kon ik voorlopig niet veel mee. Schieten met de Uzi ging nog wel, maar keepen, voetballen of iets soortgelijks… De dag daarop heb ik langs de kant van het veld doorgebracht. Het toernooi slechts aanschouwend. Totaal verslagen.

Daarna ging het allemaal snel. De een na de ander haalde zijn rijbewijs. We moesten steeds meer onze tijd zelf zien te vullen en zo raakten we langzaam maar zeker gewend aan het militaire leven. De overste had inmiddels officieel geregeld dat ik niet langer voor de voor mij bestemde functie geschikt was. Ik werd uit de functie ontheven. Korte tijd later kreeg ik al te horen waar ik het resterende deel van mijn diensttijd zou gaan doorbrengen. Het zou Grave worden, de 111e Gemengdzwaretransportcompagnie (Gemzwtcie). Aan alle afkortingen die in het leger gebruikt werden, begon ik al aardig te wennen. Soms waren ze erg nuttig, meestal had je geen idee waar iemand het over had of wat je te wachten stond.

afscheid van nieuwe vrienden

In deze laatste dagen werden de avonden vaak langer. Er werd nog maar eens gedronken op alle mooie momenten die we in twee maanden met elkaar beleefd hadden. We wisten allemaal dat we nooit meer zo samen zouden zijn. Toen we hier aan begonnen, waren we volslagen vreemden. We hadden een andere achtergrond. Puur door het lot waren we op dat moment samen gekomen, gekoppeld. En dan is het toch raar om te merken dat er een groepsband ontstaat. Dat je op een gegeven moment beseft dat je samen sterker staat. Je trekt een nieuwe vriend door de moeilijke momenten heen en soms probeer je je te drukken.

Tijdens deze laatste dagen werd er al druk gespeculeerd dat onze dienstplicht wel eens minder lang zou kunnen gaan duren dan wij oorspronkelijk voor ogen hadden. Een enkeling begon al te roepen dat wij de laatste dienstplichtigen ooit zouden vormen. Zover zou het uiteindelijk niet komen, maar er hing wel duidelijk iets in de lucht. Dit was goede gespreksstof. De tongen kwamen nog één keer los. Ditmaal was het onze laatste avond, nog een keer werd een poging ondernomen om de 52 vaten te verslaan. Toch waren we nu al een soort van wijzer en deden we niet echt de moeite. Het zou immers verloren moeite zijn.