De jongen van de administratie bleek ook uit Uden te komen. Hij reisde elke dag met het openbaar vervoer naar de kazerne, wat natuurlijk geen ideale situatie was. Vanaf dat moment besloot ik hem dagelijks op te halen met de auto. Dit zorgde ervoor dat we steeds meer met elkaar optrokken en ik ook vaker op de administratie te vinden was. Deze bevond zich direct naast het kantoor waar ik de meeste tijd doorbracht. Onze dagen bestonden voornamelijk uit nietsdoen, wat op den duur behoorlijk saai werd. Inmiddels zaten we met een man of vijf in dat kleine kantoor, waardoor de verveling toenam en het kantoor steeds benauwder aanvoelde. Het was duidelijk dat deze situatie niet lang houdbaar was, want er was gewoonweg niet genoeg werk voor ons allemaal.
Na ongeveer twee maanden in deze rol kreeg ik een ander voorstel. Of eigenlijk was het meer een opdracht: ik kon een nieuwe functie accepteren of overgeplaatst worden naar een andere, verder gelegen kazerne. De keuze was snel gemaakt, en zo belandde ik fulltime op de administratie. Hier hield ik me voornamelijk bezig met het afhandelen van de declaraties van de chauffeurs. Het werk was eentonig en geestdodend, al werd ik wel met open armen ontvangen omdat er nog een flinke achterstand was in de administratie. Gelukkig kon ik goed opschieten met de jongen die ik dagelijks meenam naar de kazerne, wat het allemaal iets draaglijker maakte.
In plaats van in de kantine te lunchen, begonnen we steeds vaker naar de compagniesbar te gaan. Daar kon je bij een kop koffie een prima sateetje krijgen. De drie stokjes gingen inclusief verpakking de magnetron in, en binnen een minuut was het eten klaar. Meestal was er ook een boterham bij te krijgen. Het menu was eenvoudig, maar dat deed niets af aan de sfeer in de bar. De bar was een verborgen plek, weggestopt in een verder leegstaand gebouw op de kazerne. Juist die verborgen ligging gaf het een unieke charme.
Tussen de maaltijden door ging het gewone dienstleven natuurlijk gewoon door. Gelukkig was het niet zo dat ik de hele dag declaraties zat af te handelen. Onze dagen begonnen steevast met het appèl, een ritueel dat meestal snel werd afgehandeld. Vaak volgde daarna een korte toespraak van de majoor, waarna het tijd was voor de eerste kop koffie van de dag. Na de koffie trokken we vaak onze sportkleding aan om te gaan trainen. Soms moesten we ook een mars lopen. Eén belangrijke les van de ‘sergeant marslopen’ is me altijd bijgebleven: doe nooit je kisten uit tijdens een pauze, hoe verleidelijk dat ook is. Na een paar kilometer lopen zwellen je voeten namelijk flink op, en het terug aantrekken van je kisten kan dan een hele klus worden. Dat advies heb ik altijd goed in mijn oren geknoopt.
granaat werpen
Naast de sergeant die gespecialiseerd was in marslopen, hadden we ook een sergeant die zich volledig had toegelegd op sport. Dit was op zich niet zo vreemd, want sport en dienstplicht gaan nu eenmaal hand in hand. Zo liepen we regelmatig rondjes om de kazerne of speelden we een balsport in de sporthal, meestal voetbal of basketbal. Maar het militaire sportprogramma kende ook enkele unieke disciplines. Een goed voorbeeld hiervan was de test voor Militaire Lichamelijke Vaardigheid (MLV), waarmee je een speldje voor op je uniform kon verdienen. Om dit speldje te bemachtigen, moest je diverse onderdelen succesvol afleggen: verspringen, een 100 meter snelloop, een 1000 meter tempoloop (met volle bepakking, kisten aan en een geweer uit de Eerste Wereldoorlog), een 5000 meter duurloop, touwklimmen en handgranaatwerpen.
Met name het handgranaatwerpen werd door onze sergeant uiterst serieus genomen. Hij introduceerde ons in de wereld van precisiewerpen en allerlei technieken die ik nooit eerder had overwogen. Op een veldje lagen autobanden verspreid, en de uitdaging was om de ‘granaat’ precies in een band te werpen. Hoewel het om dummy’s ging – stalen ballen met het gewicht en de vorm van een echte granaat – werd alles uiterst serieus genomen. Mijn persoonlijke record was een worp van 33 meter, wat nauwkeurig werd opgemeten. Met echte granaten hebben we nooit geoefend; de baan waarop dat normaal gesproken zou gebeuren, bleek onbruikbaar. Hoe dat precies zat, weet ik niet meer, maar ik heb nooit een echte pin hoeven trekken.
Rond deze tijd kregen we officieel te horen dat de dienstplicht werd teruggebracht van 12 naar 9 maanden, met terugwerkende kracht. Voor mij betekende dit dat ik al in februari in plaats van juni uit dienst zou treden. Hoewel dit goed nieuws was, bracht het ook problemen met zich mee. Mijn oorspronkelijke plannen om door te studeren werden verstoord, want ik had ineens een gat van februari tot september. Een tijdelijke baan in een winkel leek de meest voor de hand liggende oplossing, aangezien ik dat voor mijn diensttijd al in de weekenden deed. Maar het vooruitzicht van een halfjaar winkelwerk klonk ook niet aantrekkelijk, en ik wist even niet wat ik met de situatie aan moest.
promotie tot generaal
Ondertussen ging het werk op de administratie gewoon door, en de sleur sloeg steeds meer toe. Een van mijn frustraties was dat sommige chauffeurs probeerden te sjoemelen met hun declaraties. Ritjes dubbel boeken, afstanden overdrijven of formulieren niet volledig invullen waren aan de orde van de dag. Als ik dit ontdekte terwijl de chauffeur nog voor me stond, kon ik behoorlijk kortaf zijn. Hoewel mijn strenge houding me niet altijd populair maakte, kreeg ik er wel respect voor, en sommigen konden er zelfs om lachen. Zo kreeg ik al snel de bijnaam ‘De Generaal’. Uit baldadigheid veranderden we zelfs tijdelijk mijn rang in ‘dienstplichtig-generaal’ in het administratiesysteem. Het was maar een grapje, maar het zorgde wel voor hilariteit toen het op de uitdraaien zichtbaar werd.
Naast ons reguliere werk ontkwam niemand aan het wachtlopen, ongeacht je functie. Om de paar weken was een andere compagnie verantwoordelijk voor de wacht aan de poort van de kazerne. In het begin zag ik hier erg tegenop, vooral de nachtdiensten. Maar uiteindelijk viel het mee. Met z’n drieën draaiden we de wacht, en hoewel de dienst lang duurde, was het overdag best gezellig. Mensen wilden de kazerne op en af, en wij controleerden iedereen op pasjes en kleding. Militairen zonder paspoort of met een incorrect uniform stuurden we terug, zelfs hogere officieren. De poort bleef dicht totdat alles in orde was. Na middernacht werd het echter erg saai. We hingen dan wat rond in een klein gebouwtje bij de poort, waar we ons met koffie en gesprekken moesten zien te vermaken.
Om de drie uur moesten we het terrein rond voor een patrouille. Voor deze taak waren de dienstplichtige soldaten meestal de aangewezen personen, terwijl de sergeant achterbleef in het wachthuisje. Vooraf kregen we een walkie-talkie mee en een Uzi met munitie, voor het geval we een inbreker of overtreder tegen zouden komen. Gelukkig heb ik nooit hoeven schieten, al had ik in Bergen op Zoom geleerd dat een waarschuwing altijd verplicht was. Met de Uzi kon ik prima overweg, maar ik was blij dat het nooit echt nodig was.
Zo liepen we dus ons rondje over het terrein. Alle gebouwen liepen we langs om te kijken of er geen licht meer brandde, of de deuren wel op slot waren en of er eventueel geen raam openstond of misschien wel kapotgeslagen was. Eventuele verdachte personen hielden we vanzelfsprekend scherp in de gaten. Er gebeurde niet veel die avond. Maar je hebt wel de hele tijd het gevoel dat er iets gaat gebeuren, iets onbehaaglijks bekruipt je van binnen. Je loopt niet helemaal ontspannen en bij het minste geringste gaat je hart sneller kloppen. Dat gebeurde ook toen we bij de sportzaal een raam open zagen staan. Verder brandde er weliswaar geen licht, maar samen met mijn maatje besloten we om toch maar even de sergeant te waarschuwen. Via de officiële codetaal die we moesten hanteren kwamen we in contact met elkaar. “Hier Bravo, over.” De sergeant vond het allemaal al lang best. Het raam zat vijf meter boven de grond en wat konden ze nou in godsnaam uit een sportzaal meenemen? “Loop maar gewoon jullie ronde uit en kom dan weer terug hierheen, over en uit.” We namen het dus blijkbaar allemaal net iets te serieus. Vanaf dat moment was de spanning verdwenen en liepen we al dollend over de kazerne weer terug naar het hok. De Uzi ging weer in de hoek en de GameBoy in de hand. “We moesten ons niet zo druk maken,” zei de sergeant.
nachtje wachtlopen
Dat hij iemand was die zich niet zo snel zou opwinden, bleek een uur later wel. In zijn stoel was hij gewoon in slaap gevallen. En nog geen half uur later gebeurde hetzelfde met mijn maatje. Moest ik nu de gehele verantwoordelijkheid over de wacht op me nemen? Kwam het nou allemaal op mij aan? Shit zeg. Of kon ik ook gaan slapen? Maar ja, als er dan iemand aan de poort zou staan, dan werd dat een beetje een erg lullige situatie. Dan moesten ze eerst flink gaan staan schreeuwen om de wacht wakker te krijgen. Ik hield mijn ogen zo lang mogelijk open. Soms was dat wel erg moeilijk en dan pakte ik nog maar een kop koffie. Die stond inmiddels ook alweer een uur of vier op. Niet te zuipen dus. Dan maar laten staan. Het spelen met de GameBoy werd uiteindelijk toch ook wel erg vermoeiend. Mijn ogen trokken het nog maar amper. En ik maar vechten tegen de slaap terwijl die twee anderen er gewoon aan toegaven. Lekker is dat…

Ik moet uiteindelijk toch ook in slaap gevallen zijn. Op het moment dat ik weer wakker werd, scheen er namelijk net een auto met zijn lichten in mijn gezicht. Die auto reed achteruit, weg van de poort. Aangezien ik me niet kon herinneren dat ik dit busje had zien aankomen, was mijn conclusie snel getrokken. Ik had het gevecht tegen de slaap toch verloren. Die andere twee lagen overigens nog volop te ronken en hadden de auto helemaal niet gezien. Wat deed die auto daar eigenlijk? Er was niemand die bij de poort om toegang vroeg. Iemand om vijf uur ’s ochtends bij een gesloten poort oppikken, was er ook niet bij. Toen zag ik een pakketje liggen! Was het een doos of een tas? Ik kon het niet goed zien. Nu leek het mij de juiste tijd om de andere twee wakker te maken, dacht ik zo. In mijn eentje zou ik namelijk niet naar dat pakketje toelopen. Ik wist ook niet of er bepaalde instructies waren verbonden aan het omgaan met verdachte pakketjes. De sergeant moest maar uitkomst bieden. En dat deed hij. “Ga jij dat pakketje maar halen, Tom. Dat busje was van de bakker. Die kwam ons ontbijt brengen.” Had ik me dus voor niets druk gemaakt. De bakker! Da’s lekker.
de tijd van je leven
Zoals het tussen goede collega’s wel vaker gaat, gingen ook wij om de beurt koffie voor elkaar halen. Ditmaal was het mijn beurt. Terwijl ik daar zo stond rond te kijken bij het apparaat, viel mijn oog op een poster. Er werden vrijwilligers gezocht om te dienen in voormalig Joegoslavië. De Nederlandse overheid had namelijk besloten om de Luchtmobiele Brigade aldaar te stationeren. Ter ondersteuning van deze troepen werden onder andere chauffeurs gezocht, maar ook allerlei andere functies moesten ingevuld worden. Bij de poster hingen ook nog wat foldertjes. Hierin werd een en ander nader uitgelegd en natuurlijk mooi verkocht. Onder het mom van ‘zeker niet risicoloos, maar wel de tijd van je leven‘ probeerden ze jonge mensen te lokken. Dat het niet zonder risico was, had ik al van de majoor begrepen. Dat het een belangrijke tijd van je leven kon zijn, had ik uit de verschillende verhalen ook wel opgemaakt. Eigenlijk zag ik op dat moment niet eens zoveel redenen om me niet verder in deze mogelijkheid te verdiepen. De uitzending zou maximaal een half jaar zijn en rond februari al ingaan. Op deze manier werd de periode die ik moest overbruggen tot aan mijn nieuwe schooljaar ook behoorlijk zinvol ingevuld. Had ik namelijk bij Bergen-Belsen niet een gevoel van onmacht gevoeld? Onmacht voor degenen die waren omgekomen. Nu zou ik er zelf iets aan kunnen bijdragen om ervoor te zorgen dat in onze tijd dergelijk onrecht niet langer ongemerkt zou plaatsvinden. Het foldertje nam ik daarom maar mee.

Een paar dagen liep ik de voor- en nadelen van de eventuele uitzending tegen elkaar af te wegen. Ik begon er met de majoor over te praten. Hij legde mij nog eens duidelijk de risico’s uit. Ook dat het je mentaal zou kunnen veranderen. Dat je indrukken opdoet die je normaal gesproken niet zal meemaken. Zijn verhaal en uitleg begreep ik heel goed. Uiteraard was het geen alledaagse situatie. Vrijwillig naar een oorlog afreizen is ook geen alledaagse beslissing. Het is niet zo dat je een vakantie gaat boeken. Diezelfde dag besprak ik mijn plannen met mijn ouders. Ik wist vooraf niet hoe ze hierop zouden reageren. Voor mijzelf was ik er op dat moment al voor 80% zeker van dat ik dit wilde doorzetten. Het was mijn motivatie die het makkelijker maakte om het hen te vertellen. Ik kon het een en ander ook goed beargumenteren en waarschijnlijk was het daardoor dat mijn ouders niet erg heftig reageerden. Heel bewust bespraken ze de optie met mij om dit al dan niet te doen. Ik was nog nooit zo lang van huis geweest. Of ik heimwee zou krijgen, kon ik dus niet zeggen. Het zou ongetwijfeld wel. In die zes maanden van uitzending kon je in ieder geval wel twee keer met verlof. Dat er volop geschoten werd en dergelijke, dat besefte ik uiteraard ook. Je moet er alleen niet vanuit gaan dat je daarbij zelf als VN-soldaat geraakt zal worden. Althans, op die manier keek ik er maar naar. Je blijft toch een onafhankelijke partij. Mijn ouders vonden het vooral een moedige keuze en kenden mij en mijn karakter al langer dan vandaag. Ik zou niet in zeven sloten tegelijk lopen en was bereid om het nodige risico te nemen om zodoende een ander te helpen. Mijn reden om te gaan was oprecht.
overbodig
Er was voor alle vrijwilligers een informatiedag georganiseerd. Samen met de majoor en nog een paar anderen zijn we daar naartoe gegaan. Niet dat de majoor ervoor koos om ook vrijwillig te tekenen. Hij vond het gewoon interessant om daar te zijn en kon misschien nog wel ergens een goed woordje voor mij doen. In de zaal waar we de nodige uitleg zouden krijgen, zat het al snel goed vol. Ik denk dat er zo ongeveer duizend man in kon. Er volgde van enkele officieren een praatje over de exacte bedoeling van deze missie, nog eens de gevaren die aan de uitzending zaten en toen het officiële intekenen. Elke functie in het leger kent een functienummer. Aan de hand van deze functienummers werd duidelijk gemaakt welke mensen men zocht. Degenen die hieraan voldeden, konden direct de nodige papieren ondertekenen. Het probleem dat zich bij mij zou aandienen, was dat ik niet een duidelijk functienummer had. Ik zat maar wat op de administratie en daarvoor was ik een soort van privéchauffeur geweest. En daar zaten ze nou net niet op te wachten. Had ik mijn vrachtwagenrijbewijs gehaald, dan hadden ze me direct de nodige papieren laten ondertekenen. Helaas. Ik zou die dag van een koude kermis thuiskomen. Alle functies waren ingevuld en ik was overbodig.
De dagen daarna begon ik mezelf aardig in de weg te zitten. Had ik eindelijk een knoop doorgehakt, had ik eindelijk een zinvolle invulling aan dat halfjaar kunnen geven, hadden ze mij gewoon niet nodig. Ik besprak een en ander nog eens met de majoor. Of hij iets voor me kon betekenen. Of hij eens ergens een balletje zou kunnen opgooien of zo. Hij zou zijn best doen. Hij merkte ook wel dat ik aardig gedesillusioneerd was. Bovendien wist hij dat ik het op de administratie ook niet mateloos naar mijn zin had. “En dan ook nog geen vrachtwagenrijbewijs en ook nog eens mijn vriendin kwijt,” zei ik. “Het zit me allemaal nogal mee!“

