Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Weer terug van mijn verlof werden wij met zijn zessen ditmaal in Zagreb opgewacht. Er stond een kleine delegatie van de Nederlandse ECMM’ers (European Community Monitoring Mission) klaar om ons op te vangen. Met een busje reden we naar het hoofdkwartier. In een groot hotel waren de onderkomens en werkplekken van alle ECMM’ers ondergebracht. Dit was wel even andere koek dan kamp Pleso van de Verenigde Naties. Wat een luxe. Met zijn tweeën kregen we gelijk een eigen hotelkamer toegewezen. In die kamer stond zelfs een minibar. Tot nu toe had ik totaal geen spijt van mijn beslissing om langer te blijven. Zo kreeg ik immers een unieke kans om ook dit wereldje te leren kennen.

welkom in een nieuwe wereld

Nadat we allemaal een beetje waren bijgekomen van de reis, was het tijd om te gaan eten. Aangezien het lekker weer was, gebeurde dit buiten op het terras van het hotel. Samen met de hele Nederlandse delegatie zaten we aan tafel. Op die tafel stonden de lekkerste gerechten. Ik kon gewoon kiezen wat ik wilde eten en zelfs welke wijn ik daarbij wilde drinken: rood, wit of rosé. Toen iedereen zijn glas vol had laten schenken, werd er door een van de leden met een lepeltje tegen zijn wijnglas getikt. Tik, tik, tik. Ahum. De persoon schoof zijn stoel naar achteren en ging staan. Aangezien het onze eerste dag was dat wij samen met hen aan tafel zaten, leek het de man gepast om ons officieel te verwelkomen en een voorspoedige tijd bij de ECMM toe te wensen. Het was een mooie speech. Applaus van iedereen aan tafel. Daarna gingen we dan eindelijk eten. Ik stierf van de honger. Links, rechts en boven mijn bord lag allemaal bestek uitgestald. Er lag zoveel dat ik eigenlijk niet goed wist waarmee ik nu moest beginnen. Mijn maatje naast mij wist het blijkbaar ook niet zo goed, en met zijn tweeën keken we dan ook maar goed wat de anderen deden. Wel een komische situatie, vonden we.

Na het eten was het tijd voor het dessert. Voordat we daar daadwerkelijk mee begonnen, werden eerst nog even de glazen volgeschonken. Vervolgens begon er weer iemand tegen zijn glas te tikken. Hetzelfde ritueel werd herhaald. De man ging staan en hield een korte speech. Ik keek mijn maatje aan, en tegelijkertijd schoten we in de lach. We konden ons nog net inhouden om het niet uit te proesten. Wat een gedoe zeg, al die plechtigheid. Ik wist toen nog niet dat ik dit nog erg vaak zou gaan meemaken. Wat een apart cultuurtje was ik in beland.

We zouden in totaal een dag of drie in Zagreb blijven. In die drie dagen kregen we uitgelegd hoe het materiaal van de ECMM werkte en hoe zij berichten opstelden. Het bleek dat zij extreem veel met satellietcommunicatie werkten en dat faxberichten net iets anders werden opgesteld. Daarnaast kregen we nog uitgelegd hoe te handelen indien iemand gewond zou raken. Ze hadden daar speciale EHBO-tasjes voor. Het meeste hadden we al eens voorgeschoteld gekregen in onze opleiding, behalve dan de spuit met een of ander goedje dat je direct in iemands hart moet steken indien die persoon een hartaanval heeft gekregen. Indien er geen hartslag meer voelbaar zou zijn, dan deed die spuit wonderen. Gedurende die drie dagen kregen we ook te horen waar we precies ondergebracht zouden worden. In Zagreb zelf hadden ze twee mensen nodig, en voor de overige plaatsen dus nog vier. Ik zou met mijn maatje in Split worden ondergebracht. Althans, dat dachten wij in eerste instantie. Vanuit Split zouden we verder worden vervoerd naar ons uiteindelijke onderkomen. Waar dat precies was, zouden we weer in Split te horen krijgen. Ondertussen werden in het hotel de laatste voorbereidingen voor ons vertrek getroffen. Er werden ID’s gemaakt en allerlei andere officiële zaken, zoals het overhandigen van een paar duizend Duitse marken, werden afgehandeld. Dat geld zou ik nodig hebben om mezelf te kunnen voorzien in mijn levensonderhoud en het betalen van de hotels waarin ik zou verblijven.

De dag van ons vertrek was aangebroken. Met hetzelfde busje waarmee we van het vliegveld waren opgehaald, gingen we nu richting Split. Ik had werkelijk geen idee hoever dit rijden was. In ieder geval vertrokken we vroeg. Het bleek een flinke afstand te zijn die we moesten afleggen. Voordat we bij de kustlijn kwamen, waren we al een paar uur verder. Een fantastische kust overigens, met veel rotspartijen en een strakblauwe zee. Zo helder zag je het zelden. Ik zou er zo in willen springen, maar dat ging helaas niet. Ik zou nog bijna de hele dag in dat busje moeten doorbrengen.

Uiteindelijk kwamen we dan toch op onze plaats van bestemming aan. Ook hier stond weer een eersteklas hotel op ons te wachten. Wat een weelde. Met zijn tweeën zaten we in een perfecte kamer met balkon, airco en vooral roomservice. De heerlijke Heinekens hoefden we nu niet eens meer te gaan halen, maar werden gewoon tot op het balkon gebracht. Goed geregeld hoor, bij de ECMM. Nadat we Split zelf nog maar weer eens waren gaan verkennen, was het tijd om bij te komen van de lange reis en ons voor te bereiden op wat komen zou. De volgende dag zouden we namelijk alweer direct worden overgebracht naar onze definitieve bestemming.

Aan mijn plunjebalen moest ik een kaartje hangen met EUAM erop. Ik dacht eerst nog dat er een vergissing werd gemaakt, want had dat niet ECMM moeten zijn? Nee dus. EUAM stond voor European Union Administration of Mostar. Degene die zagen dat ik daar ondergebracht zou worden, wensten me veel geluk. Ik begreep hun bedoeling niet zo goed. Dat kwam omdat ik niet wist wat me bij de EUAM te wachten stond. Nog nooit van gehoord. Had ik dat wel geweten, dan had ik er zelf waarschijnlijk ook niet zo laconiek over gedaan. In ieder geval werd Mostar mijn eindbestemming. Mijn maatje zou ergens in dezelfde buurt worden ondergebracht, een plaats niet zover daar vandaan.

kennismaking met mostar

Opnieuw dus tijd om mezelf met een busje naar de plek van bestemming te laten vervoeren. Ook dit was weer een flinke rit, en ik had geen flauw idee hoe en waar ik ooit zou belanden. Door bergen en hele kleine dorpjes reden we. Af en toe passeerden we steile afgronden waar je zeker niet naar beneden wilde donderen. Maar vooral het kleinschalige leven dat zichtbaar werd, vond ik niet zo veelbelovend. Werd ik soms in een klein gehucht gedumpt waar de resterende twee maanden niets te beleven viel? Daar zat ik toch niet echt op te wachten.

Na een uurtje of wat kwamen we in zo’n gehucht aan. Voor een kleine woning stopten we, om vervolgens te horen dat dit het onderkomen van mijn maatje zou worden. Nou, daar had je het dus al. Ik hielp hem nog even met het naar binnen dragen van zijn spullen en wenste hem veel succes. Daarna vervolgden wij onze rit. Vanaf dat moment volgde de ene na de andere checkpoint. Wat een gedoe zeg! Zo kwam je helemaal niets tegen, en zo werd je om de kilometer weer staande gehouden. Het vervelende was vooral dat die soldaten steeds weer in je spullen wilden kijken. Althans, dat probeerden ze. Aangezien we een diplomatiek paspoort hadden, waren ze niet bevoegd om onze spullen te doorzoeken. Toch werd er nog wel even gevraagd wat die twee plunjebalen achter in het busje deden. Tja, wat moest een diplomaat, die in feite gewoon een burger is, nou met plunjebalen van het leger?
Onze tolk gaf daar een antwoord op: gewoon kleding vervoeren, wat anders. Daarna konden we doorrijden. Niet lang daarna arriveerden we in de buurt van Mostar. Het werd al wat drukker, en op zich sprak me dat wel aan. Via de weg waarmee wij toen de stad binnenreden, kon je op een gegeven moment heel Mostar overzien. De stad lag in een vallei. Dit was in ieder geval geen gehucht, wat een opluchting. Langzaam maar zeker kwamen we dichter bij de bewoonde wereld. Ogenschijnlijk leek er niets aan de hand te zijn in deze plaats. Daar zou ik echter spoedig van terugkomen, zodra we in het centrum van de stad zouden komen.

alles verwoest

Naarmate we dichter bij mijn plaats van bestemming kwamen, leek het wel alsof ik in de hel was beland. Al eens eerder had ik een dorp in puin zien liggen, maar nog niet eerder een complete stad. Buiten het centrum stonden de huizen nog wel overeind, maar daarbinnen was alles finaal naar de klote. Hier had de oorlog goed huisgehouden. Alles leek verwoest. Wat moest ik hier in godsnaam gaan doen? Er groeide niets anders dan onkruid. Overal waren wegversperringen opgeworpen. Het was gewoon een teringzooi. Ik kon mijn ogen niet geloven en zal nooit goed het gevoel kunnen beschrijven van mijn eerste indrukken. Machteloos.

Het bleek dat de organisatie waar ik terecht was gekomen zelf ook nog niet zo lang in dit hotel zat. De ontvangst verliep mede daardoor niet op rolletjes. Iedereen was zo druk bezig dat sommige dingen nog vrij impulsief verliepen. De aan mij toegewezen kamer lag op de derde verdieping, helemaal in de hoek. Ik keek vanuit mijn balkon zo in het centrum van de stad. De rolluiken waren naar beneden gelaten. Misschien wel net zo veilig. Dat liet ik dus ook maar zo. Overigens was het een nette kamer waar ik in terecht was gekomen. Een eigen badkamer, een prima eenpersoonsbed en een tafeltje met twee stoelen eraan.

(links ons hotel, rechts een barricade naast ons hotel)

Toen ik mezelf de kamer eenmaal een beetje eigen had gemaakt, ging ik maar eens verder rondkijken in het hotel. Op hetzelfde moment werd ik opgevangen door een Belg. Nadat we ons aan elkaar hadden voorgesteld, kreeg ik een eerste rondleiding. Hij was tot dan toe continu bezig geweest met het regelen van de werkzaamheden in het commcen. Dat liet hij mij dan ook als eerste zien. Het zag er allemaal keurig en overzichtelijk uit. In het commcen waren ook alle postvakjes van de overige medewerkers. De meeste waren nog leeg. Op het moment dat ik erbij kwam, waren we namelijk nog maar met een mannetje of twintig. Dit moesten er na verloop van tijd meer worden.

Die Belg bleek eigenlijk chauffeur te zijn. Omdat er voor mijn komst echter niemand voor het commcen beschikbaar was geweest, had hij die taak maar op zich genomen. Hij liet dan ook direct merken hoe blij hij met mijn aanwezigheid was. Nu kon hij zich namelijk weer gaan richten op dat waarvoor hij eigenlijk gekomen was. Althans, dat hoopte hij. Af en toe zat hij nog wel eens in de auto, maar dat was maar twee keer per week, om de post van het Kroatische- naar het moslimgebied te brengen. Dat was een van de taken die ze hier op zich hadden genomen. Nog diezelfde middag mocht ik met hem mee om die rit te maken.

realitycheck

Later zou blijken dat mijn eerste dag toevallig een rustige dag was. Er werd overdag nauwelijks geschoten. De rit van het ene postkantoor naar het andere verliep voorspoedig. Ik begreep alleen niet zo goed waarom wij die post moesten brengen. De oplossing bleek nogal simpel. Niemand anders waagde zich eraan. Er was op dat moment geen moslim die het in zijn hoofd haalde om op Kroatisch gebied te komen, bovendien kregen ze de kans niet eens. En vice versa gold eigenlijk precies hetzelfde. Het voordeel van de Kroaten was echter dat zij niet totaal ingesloten zaten, zoals dat bij de moslims het geval was. Vandaar dat de post voor de moslims wel via Kroatisch grondgebied moest verlopen. En er gingen nogal wat stukken heen en weer. Vooral pakketjes met goederen werden naar de moslims in Mostar verstuurd. Velen waren dan ook volledig op hulp van de buitenwereld, vrienden en familie in het buitenland aangewezen voor hun levensonderhoud. Omdat ze compleet ingesloten zaten, was de toevoer van goederen minimaal. En dat voor een gebied waar normaal gesproken zo’n 3.000 mensen woonden en nu door de oorlog wel 7.000 tot 8.000! Ongelofelijk.

Diezelfde avond werd er in het hotel gegeten. Ik vond het allemaal wel prima. Vanaf de menukaart kon ik bestellen wat ik maar wilde. Ik koos voor de biefstuk. Tijdens deze eerste avond leerde ik alle andere medewerkers een beetje kennen. Ook hier zaten we weer op het terras. Direct aan het terras lag een prachtige tuin, die dagelijks door een hovenier werd onderhouden. Zo waande je jezelf toch in een levendige en rustieke omgeving. Niets was echter minder waar. Op het moment dat het namelijk donker begon te worden, kwam ook de duistere kant van de oorlog los. In alle hevigheid werd er geschoten, gelukkig redelijk ver van het hotel vandaan. Toch zag je de lichtsporen door de lucht vliegen. Een andere Belg, een grote, forse kerel die bij de commando’s zat, kon me precies vertellen wat voor wapens hij hoorde. Dat vond ik knap. Ik hoorde namelijk zoveel door elkaar heen dat ik absoluut niet wist waar ik het zoeken moest. Ik vond het ook opvallend dat iedereen gewoon aan tafel bleef zitten. Het ene na het andere drankje werd naar binnen gewerkt, alsof er niets aan de hand was.

Ik ontmoette die avond ook degene die de leiding had over deze groep mensen (niet de man op deze foto). Het bleek de voormalig burgemeester van Bonn te zijn. Een grote, wat oudere Duitse man die zijn afkomst niet verloochende: een dikke bril op zijn neus, sandalen onder zijn korte broek en de kousen net niet tot op de knieën opgetrokken. Verder droeg hij een of andere geruite blouse met korte mouwen, waar zijn bierbuik prima door naar voren kwam. Iedereen leek hem aardig te vinden en op te hemelen. Op het moment dat hij eraan kwam lopen, ging in ieder geval alle aandacht naar hem toe. Ik moest me maar even voorstellen, vond de Belg. Logisch, dat vond ik ook wel. Aardige man. In voor een geintje.

bodyguards

Die leider van ons ging nergens alleen heen. Bij elke stap die hij zette, volgden twee bodyguards. Geen moment van de dag lieten ze hem alleen, tenzij hij daar uitdrukkelijk om verzocht. Dan bleven ze buiten zijn kantoor een beetje op een bankje zitten. Het waren aardige lui, die bodyguards. Weliswaar spraken ze niet echt goed Engels, maar met de nodige moeite lukte het toch om meer over elkaar te weten te komen. Ook met foto’s lukte dat wat makkelijker. Een van hen had het continu over zijn vrouw en dochtertje. Mooi meid trouwens. Dat had-ie in ieder geval goed getroffen. Zijn rol als bodyguard vond hij echter wat minder interessant. Riskant, uiteraard. Maar normaal gesproken zaten ze in een soort elitekorps van de Duitse politie. Nu liepen ze hier een mannetje tegen een aantal idioten te beschermen, continu bewapend met de zwaarste pistolen en de meest geavanceerde apparatuur. Toen ze me op een gegeven moment een attachékoffer met daarin een verborgen mitrailleur lieten zien, moest ik direct aan de films van James Bond denken. Aangezien ik zelf geen wapen meer had, voelde ik me door hun aanwezigheid toch weer een beetje veiliger.

Die eerste dagen bestonden vooral uit het ingewerkt worden door mijn Belgische vriend. Wel een aardige vent, maar ook een beetje in zichzelf en naar zijn Belgische collega’s gekeerd. Geeft niet, dat was op zich wel begrijpelijk. Via de nodige apparatuur stond ik al snel weer in contact met mijn Nederlandse collega’s. Uiteraard moest er dan uitgebreid verteld worden over wat er zoal gebeurde. In Zagreb bleek er allemaal weinig spannends te beleven. Dat was volgens mij ook nog nooit anders geweest. Mijn maatje, die vlak bij mij was ondergebracht, bleek ook midden in een verhuizing terecht te zijn gekomen. Zijn team zou binnenkort eveneens in Mostar gehuisvest worden. Dat vonden we allebei wel net zo prettig. Zo hoefden we wellicht niet hele avonden alleen maar met onze diplomatieke collega’s door te brengen.

De Belg leek het ook een goed idee om mij vertrouwd te maken met de stad. Daarom nam hij me mee voor een wandeling. Vanuit ons hotel, dat vlak naast de rivier stond, begon de wandeling en de nodige uitleg. De rivier bleek de stad in tweeën te verdelen. De ene helft was moslim en de andere Kroatisch. Daarnaast leefden direct achter de bergen, aan de kant van de moslims, de Serven. Alle drie de strijdende partijen zaten hier dus op elkaars lip. Iets wat bijna nergens anders in Bosnië het geval was. Dan was er ook nog een klein stukje Kroatisch gebied waar nog wel enkele moslims woonden. Maar de meesten waren inmiddels hun huizen uitgevlucht. Vanuit die huizen werden nu door sluipschutters de Kroaten beschoten. Een beetje sniper kon iemand vanaf een afstand van 1500 meter nog neerleggen. Ongetwijfeld werden wij tijdens onze wandeling ook in de gaten gehouden door die lui.

in de oorlog zonder wapen

Terwijl wij net de noodbrug waren overgestoken naar de kant van de moslims, werd er opeens geschoten. Het waren een stuk of vijf schoten. Daarna hield het gelijk weer op. De mensen die op straat liepen, bleven gewoon doorlopen alsof er niets aan de hand was. Zelf schrok ik wel van het feit dat het zo dichtbij was. Misschien een meter of dertig, meer kon het niet zijn. Toch was er geen tijd geweest om te schuilen. Ook ik bleef dus maar gewoon doorlopen. Vanaf dat moment had ik voor mezelf een soort regel bedacht: als er geschoten werd en ik voelde verder niets ongewoons aan mijn lichaam, dan was er niets aan de hand. Overigens liepen we nog steeds zonder Uzi, maar ook zonder scherfvest of helm op. Het enige wapen dat ik had, was mijn fototoestel. Vertrouwen moest ik er vooral in hebben dat ze mij niet zouden neerhalen, omdat ik in mijn witte pakkie duidelijk van de goede partij was. Het enige doel van mijn aanwezigheid was om die mensen daar te helpen.

De eerste tijd was ik behoorlijk onwennig in mijn nieuwe situatie. De mensen die er zaten, leken op een ander niveau te zitten dan waar ik me bevond, zowel qua functie als ook tot de leeftijd. Ik was met mijn 22 jaar duidelijk de jongste van het stel. De anderen waren toch al minimaal dertig. Ik moest zelf nog 23 worden. Dat zou overigens een maand later al gebeuren, dus dat zou ergens in Mostar gevierd moeten worden. Ondanks die verschillen werd ik wel overal bij betrokken. Met het avondeten zaten we altijd bij elkaar, en na het eten werd er steevast stevig gedronken. Na een aantal biertjes bij het eten te hebben weggewerkt, kwam altijd de sterke drank op tafel. Een of ander plaatselijk drankje, Lossa heette het geloof ik. Al snel waren we daar overigens op uitgekeken, en toen werd de Extra Lossa op tafel gezet. Dat was altijd wel gezellig.

De sfeer die er heerste, was erg bijzonder. Hoe vaak kwam het immers voor dat je als ‘soldaat’ samen met de voormalig burgemeester van Bonn, de ambassadeurs van Denemarken en Duitsland, generaals uit Engeland en Spanje, en dan nog een aantal hooggeplaatsten het glas zou heffen!? De vele anekdotes die door deze mannen werden verteld, waren geweldig. Ook hun gevoel voor humor was eindeloos. Het zorgde ervoor dat de stemming er goed in bleef en dat we even de ellende om ons heen lieten voor wat het was.

gevaarlijke meisjes

Dat ik de jongste van iedereen was, had ook zo zijn voordelen. Binnen korte tijd had ik namelijk het hele commcen onder mijn hoede, en opeens waren velen afhankelijk van mij geworden. Dit bracht ook veel verantwoordelijkheid met zich mee, maar ik deed gewoon mijn best voor zover dat binnen mijn mogelijkheden lag. In ieder geval zorgde dit ervoor dat ik werkelijk met iedereen contact had, ook met de locals. Zij belden namelijk nogal eens, met de nodige vragen, via mijn commcen met een van de tolken. Die tolken waren allemaal meisjes. Het mooie daaraan was dat zij dus wel van mijn leeftijd waren en dat ik uitstekend contact met hen had. Beter! Ik kreeg zelfs de beginselen van hun taal aangeleerd. Naast de standaardzinnen om de weg te vragen en het kunnen doorverbinden van een local in zijn eigen taal, ging het ook vaak over seksuele zaken. Die vrouwen deden zich voorkomen alsof ze zo heet als de hel waren. Voor mijn gevoel lag het er bij sommigen gewoon te dik bovenop, en dan gaat de lol er voor mij al snel vanaf. Het voordeel aan deze meiden was wel dat ze volledig uit mijn hand aten. Lekker toch?

Bij een enkeling lag dat echter anders. Er was een heel mooi meisje dat al direct heel innig contact met mij zocht. Elke dag kwam ze even langs, en op een gegeven moment ben ik zelfs met haar mee naar huis geweest. Ze wilde namelijk laten zien hoe zij thuis leefden. Vandaar dat ik al vroeg in de ochtend, terwijl ik de post weer eens ging halen en brengen, bij haar ouderlijk huis voor de deur stond. Haar halve familie leek uitgerukt om mij te begroeten en te leren kennen. Uiteraard kwam er weer een fles Raki op tafel, en ik zou het huis niet verlaten voordat die fles leeg was. Aardig gek natuurlijk; het was immers nog maar net 10.00 uur. Na drie glazen van het spul gedronken te hebben, had ik er toch echt wel genoeg van. Gelukkig kreeg ik toen nog een kop koffie en een boterham. De mensen leken het hier helemaal niet zo slecht te hebben. Uiteraard hadden ze inmiddels wel veel meegemaakt, maar ze hadden toch nog te eten en drinken. Het voornaamste was trouwens dat hun huis nog gewoon rechtovereind stond. Bijna een wonder in deze stad. Na nog wat verhalen met de nodige foto’s van familieleden te hebben aangehoord en bekeken, liet ik het gezin weer voor wat het was. Ik was namelijk veel liever alleen met hun dochter op pad.

sociaal netwerk

Na verloop van tijd begonnen de mensen mij te herkennen: de mannen bij de postkantoren, die van de telefoonmaatschappij, de medewerkers van de EUAM, de tolken, de politie die ons hotel permanent bewaakte, en de soldaten bij de checkpoints. Alles leek in contact met elkaar te staan en dat gebeurde veelal via mijn commcen. Zelfs de nodige hulporganisaties die in Mostar hun eigen projecten hadden lopen, moesten vaak van mijn middelen gebruik maken. Zo was ook de organisatie WarChild in Mostar actief. Ik had nog nooit van hen gehoord, maar ze deden geweldig werk. Ze zorgden voor muziekinstrumenten op de scholen en hadden een bakkerij op poten gezet die dagelijks voor vers brood op de scholen zorgde. Het ontbrak hen helaas wel aan een fax en dergelijke, waardoor ze regelmatig bij mij aanklopten.

Daarnaast waren er ook instanties die geld hadden ingezameld om een brug te kunnen herstellen. Van de vijf bruggen stond er geen één meer overeind. Zelfs de eeuwenoude boogbrug, het symbool van de stad, was in puin geschoten. Er hing nu tijdelijk een houten brug aan staalkabels ter vervanging. Deze brug verbond het ene moslimgebied met het andere. Via die brug moest men ook de gaarkeukens bereiken, zo’n beetje de enige manier om dagelijks aan voedsel te komen. En dat terwijl je op die brug een uitstekend doelwit voor een sniper vormde. Geruime tijd waren de moslims die aan de kant van de Kroaten leefden dus amper in staat geweest om bij hun kameraden te komen. Of ze moesten zwemmen, maar dan waren er weer de mijnenvelden. Hopeloos!

Het was voor mij niet moeilijk om de mijnenvelden te herkennen. Het gras stond er namelijk zo hoog dat het wel duidelijk was dat er al in geen eeuwigheid meer iemand overheen had gelopen. Wat dat betreft had ik toch wel het nodige opgestoken tijdens mijn opleiding. Maar wat voor mij zo klaar als een klontje was, was voor anderen minder duidelijk. Bijvoorbeeld voor degenen die kwamen kijken namens instanties welke brug eventueel opgebouwd zou worden. Terwijl ik zo’n groepje mannen van de ene brug naar de andere reed, was ik me onvoldoende bewust dat zij geen enkele militaire opleiding hadden genoten. Voor eventuele mijnenvelden hadden zij dan ook totaal geen oog.

mannetje in mijnenveld

Al rijdend door de stad passeerden we op een gegeven moment één van de vijf bruggen. Opeens riep iemand “STOP”. Binnen een paar seconden stond ik stil. Ik had geen idee wat er aan de hand was, maar je roept niet zomaar “stop”. We reden immers over een sniperroute. Hier waren in het verleden vaak auto’s lukraak beschoten. Zodra ik stil stond en wilde vragen wat er aan de hand was, rukte een man al de deur van het busje open. Nog voordat ik goed besefte wat hij deed, liep hij richting de 50 meter verderop gelegen brug, dwars door het mijnenveld. Ditmaal was ik het die “stop” riep. Hij stond inmiddels een meter of tien in het veld, waar het gras tot boven zijn knieën stond. Aan de blik in mijn ogen moet hij haast wel gezien hebben dat hij in groot gevaar was. Met een flinke schrik op zijn gezicht stond hij daar, helemaal wit weggetrokken. In mijn beste Duits – het waren immers allemaal Duitsers – probeerde ik de man duidelijk te maken dat hij precies zo terug moest lopen als hij gekomen was. Zijn voetstappen waren nog enigszins zichtbaar. Het angstzweet liep inmiddels langs mijn lijf naar beneden. Met de allergrootste voorzichtigheid kwam de man teruglopen. Voetje voor voetje. Zijn collega’s gaven hem aanwijzingen. Na een minuut of drie was hij weer heelhuids terug. Toen ik de mannen eenmaal had uitgelegd hoe de vork in de steel zat, werden het makke lammetjes. Vanaf dat moment deden ze niets voordat ze aan mij toestemming hadden gevraagd. Wel zo verstandig.

(Dit is niet het mijnenveld, anders stonden we niet zo ontspannen op de foto met spelende kinderen)

tevreden generaal

Het onwennige was er inmiddels wel vanaf. Ik had mijn zaakjes op orde en had zelfs een zich steeds afwisselend baantje. Naast het runnen van het commcen reed ik ook allerlei mensen door de stad en was ik steeds drukker met het halen en brengen van de post. Die nam namelijk nogal in omvang toe. Een van de ritjes die ik maakte was met de Spaanse generaal. Eigenlijk was hij meer een ex-generaal. Hij bleek namelijk al met vervroegd pensioen te zijn. Maar voor dit project had hij zich toch weer dienstbaar gesteld. Het ritje dat ik met hem maakte, was ook gewoon binnen de stad zelf. Daar hadden de Spanjaarden immers een klein deel van hun bataljon ondergebracht.

Op het moment dat het bezoek van de generaal was afgelopen en we weer het kamp wilden verlaten, stonden daar net een paar MPV’s voor de poort. Passeren was wel mogelijk, maar zou erg krap worden. Toch opperde de generaal om dat te doen. Zo eigenwijs als ik was, zei ik dat me dat geen goed idee leek. Ik zou de MPV dan namelijk eerst aan de voorkant moeten passeren, en de kans dat deze dan weer net zou gaan rijden, was erg groot. Bovendien zaten wij maar in een klein Golfje en bevonden we ons vast en zeker net in de dode hoek van de MPV-bestuurder. Net toen ik tegen de generaal zei dat ik zou wachten, begon de MPV te rijden. Deze zou dus zonder meer over ons heen zijn gereden. De generaal besefte dat en was zeer blij met het besluit dat ik had genomen. Zijn dankbaarheid liet hij diezelfde avond nog eens aan iedereen horen die daar maar zin in had. Soms kan het allemaal zo makkelijk zijn.

vuurgevecht bij ons hotel

De avonden waren altijd onrustig. Zodra het donker werd, kon je de schoten horen vallen. Meestal verder weg, maar soms ook erg dichtbij. Eenmaal werd er, terwijl wij op het terras zaten te eten, opeens precies om de hoek een compleet vuurgevecht gehouden. Voor het eerst hadden de bodyguards hun handen vol. In een fractie werd onze ex-burgemeester naar binnen gesleept, en ging een ander met getrokken pistool kijken wat er gebeurde. We moesten allemaal direct naar binnen en het eten laten voor wat het was. Gedurende een paar minuten werd er onafgebroken geschoten. Wat er precies aan de hand was, wisten we niet. Later bleek het een vergeldingsactie te zijn. Een moslim had vanuit zijn auto op de Kroatische politiemannen voor ons hotel geschoten. Blijkbaar had een van die agenten eerder een familielid van die moslim neergeschoten. Deze poging tot wraak had gelukkig geen negatieve afloop. Niemand raakte gewond. Zelfs de man in de auto had nog kunnen ontkomen. Daar moest op gedronken worden.

’s Avonds was ik nooit alleen. Toch voelde ik me af en toe wel eenzaam. Zo ver van huis en midden in het geweld tussen allemaal vreemden, in ieder geval geen Nederlanders. Overigens was er nog wel een andere Nederlander; hij was een psycholoog, geloof ik. Maar met hem had ik heel weinig contact. Hij leek er meer voor de locals te zijn en zich daar druk over te maken. Dan was er ook een Nederlander die erg hoog stond bij de marechaussee, maar die had een relatie met een of andere vrouw die ook bij ons werkte, en die man zag je verder nooit. Daarom was ik blij dat mijn maatje, die eerst nog buiten Mostar werkzaam was, inmiddels met zijn toko naar binnen de stad was verhuisd. Regelmatig zochten we elkaar overdag, maar ook gedurende de avond, op.

Op een avond was ik weer bij hem beland. Zij zaten met een mannetje of zes in een riant huis, een kilometer of twee bij ons hotel vandaan. Overdag waren we met z’n tweeën een beetje op verkenning uitgegaan, en bij terugkomst waren we bij zijn huis blijven hangen. Daar hadden we nog wat berichten lopen versturen naar onze vrienden in Zagreb. Ook stuurden we elke dag wel een boodschap naar degene die een soort nieuwsbrief onder alle Nederlandse soldaten in Bosnië verspreidde. Je kon daar in een bepaalde rubriek korte oproepjes plaatsen en de groeten aan je familie in Nederland doen. Zij kregen die nieuwsbrief namelijk ook. Wij hadden er inmiddels een sport van gemaakt om zoveel mogelijk van onze eigen berichten daarin geplaatst te krijgen. Zo kwamen we de tijd door.

buiten na de avondklok

De tijd waren we die avond overigens helemaal vergeten. Na 12 uur ’s nachts mocht namelijk niemand zich meer op straat bevinden. Dat was de zogenaamde avondklok. Inmiddels was het al iets van tien voor twaalf. De hoogste tijd dus om terug te gaan. Helaas kon mijn maatje me niet brengen. Ze hadden geen vervoer meer. Een stel collega’s had hun busje bij zich en waren ergens buiten de stad. Dat betekende dus lopen. In het pikkedonker liep ik toch maar terug. Ik moest flink doorlopen wilde ik niet al te laat in het hotel zijn. Gelukkig werd er niet al te veel geschoten op straat.

De twee kilometer naar het hotel leken een eeuwigheid te duren. Toch liep ik flink door en was het na een poosje nog maar een rechte, lange weg terug. Hoe dichter ik de stad inliep, hoe onrustiger het werd. Inmiddels was het al iets van kwart over twaalf. Aan alle kanten werd geschoten, en je zag echt niemand meer op straat. Op dat moment kon ik niets anders doen dan blijven vertrouwen op mijn hagelwitte kleren die ik droeg. Iedereen in Mostar wist immers wat dit betekende: diplomatieke onschendbaarheid. Zou iemand mij neerschieten? Dan kon dat nog wel eens verstrekkende gevolgen hebben. Toch was het natuurlijk oerstom om hier nu nog te lopen. Niemand waagde zich na twaalf uur nog op straat, en ondertussen liep ik daar alsof de oorlog slechts fictie was. Ik realiseerde me toen toch wel dat ik hier te veel risico nam. De straat waar ik overheen liep was namelijk nog letterlijk bezaaid met kogelhulzen. Het licht van de enkele lantaarnpaal die daadwerkelijk werkte, zorgde ervoor dat de koperen behuizingen als een soort sieraden oplichtten. Een warm, maar tegelijk ijselijk schouwspel.

Na een tijdje kon ik het hotel al zien liggen. Binnen een minuut of vijf zou ik er zijn. Ik wist zeker dat mijn aanwezigheid op straat niet onopgemerkt aan de nodige sluipschutters voorbij moest zijn gegaan. Des te blijer was ik toen ik eenmaal weer bij het hotel was aangekomen. Daar wachtte me echter nog een verrassing. Toen ik naar binnen wilde gaan, bleek dit onmogelijk. De hoofdingang was gesloten. Er zat niets anders op dan aankloppen bij de politiemannen. Die zaten wijselijk allemaal binnen. Toen ze het geklop op de ramen hoorden, keken ze verschrikt, maar vooral volledig verbaasd op. Terwijl ze me binnenlieten, maakten ze de bekende handgebaren die moesten duidelijk maken dat ik toch wel helemaal mijn verstand kwijt was. Ik ging de discussie maar uit de weg en liep regelrecht naar de bar. Een biertje ging er nu wel in.

Inmiddels was het hartje zomer, en kon de temperatuur behoorlijk oplopen. Regelmatig verzocht ik daarom om vanuit Zagreb een ventilator over te laten komen, maar dat bleek toch wel erg veel moeite. Veel moeilijker bijvoorbeeld dan het toesturen van een doos met Heinekenblikjes en een slof sigaretten. Die kon ik wekelijks via een bestellijst gewoon laten overkomen, maar daar moest ik dan ook wel zelf voor betalen. Ik was uiteraard niet de enige die zoveel last had van de warmte, maar ik was wel een uitzondering wat betreft de pressie die ik op mijn organisatie kon uitoefenen. Mijn collega’s kregen wat dat betreft via hun achterban veel meer voor elkaar. Zo was het zelfs iemand gelukt om een vriezer vol Mars Ice Creams naar ons hotel te laten vervoeren. Vanaf die dag at ik me elke middag vol aan deze lekkernij. Dat begon al vrij vroeg na de lunch. En om een uur of vier begon ik dan toch maar een biertje te openen om het hoofd koel te houden. Overigens was dit niet altijd een Heineken. De Belgen hadden namelijk tegen die tijd hun eigen ‘bar’ ingericht. Daar kon je wel een stuk of tien verschillende Belgische biertjes drinken, en dat deed ik dan ook.

Zo bleek al snel dat onze organisatie steeds meer in de stad voor elkaar wist te krijgen. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de inwoners, al waren de verschillen nog wel aanzienlijk. Maar in drie maanden tijd waren we erin geslaagd om weer voor stromend water te zorgen, voor schonere straten, een bijna continue aanwezigheid van elektriciteit, maar vooral voor een stukje vertrouwen en hoop.

groeiproblemen

We werkten in die tijd erg hard met z’n allen. Het werk in het commcen werd erg intensief, mede dankzij de toegenomen hoeveelheid mensen die inmiddels voor onze organisatie werkten. Waren het er in het begin nog twintig, na een maand waren we al met een mannetje of zeventig. De hoeveelheid vertaalsters was verdubbeld, er waren een hele hoop Duitse agenten gearriveerd, en dan waren er nog allerlei andere mensen waarvan ik amper wist wat ze allemaal deden. Dit zorgde ook voor een hoop chaos. In het begin wisten we nog wel precies wie wat deed en herkende je ook iedereen. Op een gegeven ogenblik was hier echter totaal geen sprake meer van. Mensen liepen het hotel continu in en uit. Controle op wat iemand kwam doen was er niet, en daar moest snel verandering in komen. Binnen een mum van tijd was er dan ook bewaking door de Duitse agenten ingesteld. Iedereen kreeg een nieuwe ID-kaart. Met behulp van verschillende kleuren kon je direct zien of iemand een local was die in het hotel werkte, een tolk, agent, of wat dan ook.

De ID’s werden door een Engelse jongen gemaakt. Met mooie beloftes was hij naar Mostar gelokt door de Engelse ambassade. Ik kon goed met hem opschieten, en zijn kantoortje lag direct naast mijn commcen. Na een tijdje gingen we elke middag samen lunchen, en steeds vaker had hij het erover hoe ontzettend saai zijn baantje was. Veel liever zat hij op de Engelse ambassade in Brazilië, zei hij dan. Dat bleek een andere baan te zijn die hem was voorgeschoteld, maar hij moest daarvoor eerst zijn klus klaren in Mostar. Een saaie, maar nuttige job.

onrust naar de kust

Aangezien het werk en de aanwezigheid in Mostar erg zwaar was, werden ook hier geregeld uitstapjes gemaakt. Soms voor een dag naar een klein meer waar veel locals gingen zwemmen, maar soms ook ergens naar de kust. Al eens eerder waren we zo met een stel voor een weekend naar Dubrovnik gereden. Echt een schitterende stad met nog een heel mooi oud deel. Je kon daar zo over de vestingmuren heenlopen die wel een meter of drie dik waren. Per toeval waren we toen onze ambassadeur uit Denemarken tegengekomen. Hij zat samen met zijn vrouw voor een weekendje in hetzelfde hotel als waar wij waren beland, zonder dat we dit van elkaar wisten. Hij vond het geweldig om ons te zien en diezelfde avond zaten we uitgebreid met zijn vrouw aan de wijn.

Het uitstapje dat we ditmaal ondernamen ging naar een klein eilandje vlak bij Split. Eigenlijk waren we veel te laat vanuit het hotel vertrokken. De reis naar Split zou normaal gesproken namelijk een uur of drie duren, en we hadden nog maar twee en een half uur de tijd. Als chauffeur van het busje wilde ik proberen om die verloren tijd in te halen. Daarom trapte ik het gaspedaal dan ook tot op de bodem in.

Zodra we de verschillende checkpoints gepasseerd zouden zijn, hadden we het ergste deel gehad. Meestal konden we dankzij de Europese vlag op onze auto gewoon doorrijden. Een enkele keer werden we aangehouden, en sporadisch had je een gek te pakken die de hele auto wilde doorzoeken. Iets wat eigenlijk niet mocht, maar wat doe je als iemand een machinegeweer vlak bij je hoofd houdt? Ik was dan snel overtuigd en liet hem zijn werk doen.

Na al het oponthoud en de verloren tijd hadden de meesten de moed om nog op tijd te arriveren al opgegeven. De boot moest maar zonder ons vertrekken, en wij zouden de volgende ochtend wel de oversteek maken. Iets wat ik op dat moment nog niet wilde horen. Als een bezetene scheurde ik door de bergen. Het was wel duidelijk dat ik mijn rust nodig had! Voor mijn passagiers ging die vlieger net zo hard op toen we eenmaal bij de kust waren aangekomen. Helemaal gebroken en door elkaar geslingerd kropen ze uiteindelijk het busje uit. Ondanks de grote hoeveelheid zon zagen ze lijkbleek. Vanaf dat moment wilden ze niet meer dat ik zou rijden, ook al waren ze blij dat we het nog hadden gehaald.

Het weekendje weg beviel prima. We werden flink in de watten gelegd door de eigenaar van het appartement en hadden weer de nodige positieve energie op het strand naar binnen laten komen. Het enige nadeel was dat ik mijn boxershort, die ik tijdens het zwemmen altijd aanhad, was vergeten. Hierdoor moest ik in mijn gewone zwembroek in de bloedhete zon liggen. Binnen een mum van tijd waren die spierwitte billen van mij dus bloedrood geworden. De terugweg naar het hotel verliep dan ook zeer pijnlijk. Dit keer was ik de enige die daar last van had. De man die mijn plek achter het stuur had ingenomen, reed in een rustig tempo terug. Op dat moment hadden we dan ook alle tijd.

doelgerichte aanval

We waren nog net op tijd bij het hotel om even te douchen en vervolgens samen met de anderen van het diner te genieten. Dat genieten van het eten werd overigens ook steeds moeilijker, want inmiddels kende ik de gehele menukaart al uit mijn hoofd. Ik begon langzaam maar zeker te verlangen naar een bord hutspot met een bal gehakt en een flinke lading jus. Een frikandel, saucijzen- en puddingbroodjes, een pakje Stimorol en al dat soort alledaagse dingen. Van de ene kant dreef ik in de luxe, en van de andere kant zat ik nog steeds midden in de hel. Toch hoorde je mij niet klagen. Zeker niet na zo’n fantastisch weekendje weg. Eigenlijk leek het wel een beetje vakantie. Ik had namelijk heerlijk gegeten en genoot inmiddels alweer van een goed gekoeld biertje uit de tap. Links en rechts van mij zaten twee mooie meiden. Nee, mij hoorde je niet klagen. Ik zat comfortabel. Net toen ik dat dacht, werd die gedachte abrupt verstoord. Een enorme knal. Zo hard had ik ze nog nooit gehoord. Iedereen schrok zich kapot. De meiden naast mij zetten van schrik hun nagels snoeihard in mijn armen. Niemand leek zich te beseffen wat er precies gebeurde. Van binnen uit het hotel werd gegild. Iemand rende hysterisch onze kant op. Ze zat helemaal onder het stof. Vanaf dat moment ging alles in een stroomversnelling en was er werk genoeg.

Er was een aanslag op ons hotel gepleegd. Iedereen was in rep en roer. Het bleek dat er een antitankraket op het hotel was afgevuurd. Uitgerekend in een kamer waar die nacht een gast van ons verbleef. Hij had die kamer voor een nacht te leen gekregen van een kapitein die daar zijn onderkomen had. Precies op het moment dat de man het licht had uitgedaan en in zijn bed was gekropen, kwam de raket naar binnen vliegen. Een dergelijk projectiel komt overigens pas bij zijn tweede contactmoment echt tot ontploffing; eerst doorboort hij zich een weg naar binnen. Het geluk van onze gast was dat de raket in het uiterste puntje van de kamer in de hal tot ontploffing kwam. De kamer had een soort d-vorm, en hierdoor kwam de man er vanuit zijn bed nog heelhuids vanaf. De schrik zat er echter wel goed in. Bij ons allemaal wel, trouwens.

Waarom die aanslag werd gepleegd, bleek al spoedig. Met onze acties om de stad weer een beetje meer een menselijk aanzien te geven, hadden we een hoop vrienden, maar ook vijanden gemaakt. Niet iedereen was het altijd eens met de soms radicale beslissingen die genomen werden. Soms gebeurde dat namelijk zonder goedkeuring van de plaatselijke overheid. Allerlei wegversperringen, troep op straat, en noem het maar op werden dan vanuit het niets opeens rigoureus opgeruimd. En daarom werd er een aanslag gepleegd met als doel het uitschakelen van onze ex-burgemeester. Alleen hadden ze de verkeerde kamer uitgekozen. Het kantoor van het werkelijke doelwit bevond zich namelijk direct rechts van de hotelkamer van onze gast. Een gast die we overigens niet snel nog terug zouden zien.

Dankzij een permanent bij ons aanwezige cameraploeg van de Duitse omroep was het mogelijk om mijn ouders snel gerust te stellen. Althans, ik kon ze als eerste het nieuws brengen over de aanslag, nog voor de beelden op tv zouden worden uitgezonden. Doordat zij nu een en ander op tv konden zien, kregen ze gelijk een visueel beeld van hoe het er bij mij een beetje uitzag. Tot dan toe moesten ze veel halen uit de verhalen die ik ze toestuurde per fax en de lange telefoongesprekken die ik met ze voerde. Als een soort beheerder van het commcen was het ditmaal natuurlijk wel heel erg makkelijk om het er af en toe eens goed van te nemen. De deur van het commcen deed ik namelijk gewoon op slot als ik naar huis ging bellen. Niemand die daarover zou klagen.

de dag na de aanslag

De ochtend na de aanslag werden alle medewerkers bij elkaar geroepen. Het voorval werd nog eens uitvoerig besproken, en er werd uitdrukkelijk gezegd dat dit een duidelijk teken aan de wand was. De situatie was er niet veiliger op geworden, en het werk dat we deden, hoe nuttig ook, bracht veel risico’s met zich mee. Indien er iemand was die vond dat hij niet langer in Mostar moest blijven, die kon zonder probleem direct weg. Er was niemand die opstapte. Het moraal onder de mensen leek juist nog groter, en de teamgeest nog sterker te worden. Deze aanslag zorgde slechts tijdelijk voor wat tegenslag.

Vanaf dat moment bleef het erg lang onrustig. In onze organisatie was een soort omslagpunt ontstaan. Het werd allemaal veel serieuzer. Bovendien leek er ook een splitsing plaats te vinden tussen degenen die er vanaf het begin zaten en de mensen die er de laatste tijd bijkwamen. We probeerden de sfeer zoals die in het begin was enigszins vast te houden. Dat viel uiteraard niet mee.

(uitzicht vanuit ons hotel)

Ook buiten de organisatie heerste er een nerveuze stemming. Er waren dagen dat er helemaal niet geschoten werd. Op zich was dit niet vervelend natuurlijk, maar wij wisten inmiddels dat na een dergelijke rust het geweld tien keer zo hard losbarstte op het moment dat de vrede niet langer te behouden was. In een eerdere fase werd er vooral ’s nachts geschoten; nu kon je er geen wijs meer uit worden. Niet alleen waren de moslims continu met de Kroaten bezig, maar ook de Serviërs schoten vanachter de bergen met de nodige munitie. Deze laatste groep leek vooral uit te zijn op psychologische oorlogsvoering. De granaten die zij afvuurden werden normaal gesproken namelijk ingezet tegen laag overvliegende vliegtuigen, en deze explodeerden dan ook in de lucht. Het “geintje” van deze wapens zat hem in het feit dat ze enorme knallen boven de vallei veroorzaakten. Iedere keer wanneer dit gebeurde, werd de onrust nog verder aangewakkerd.

geen licht in de duisternis

Zodra ik in bed lag en wilde gaan slapen, werd er ook vaak geschoten. Dit gebeurde echter door de agenten die ons hotel bewaakten. Uit pure verveling schoten ze dan af en toe hun Kalasjnikov helemaal leeg. Soms kon dat wel een half uur lang doorgaan. Overigens was dat iets wat ze altijd al deden. Vanaf het begin heb ik daar erg veel moeite mee gehad. Ik kon de kogels af en toe gewoon langs mijn balkon horen fluiten. Niet iets waarbij je nou zo makkelijk tot rust komt.

Tijdens die hevige gevechten was Mostar een spookstad. Het gebied waar de moslims woonden, zag je in het donker gewoon niet liggen. De bewoners van dat deel hadden al hun ramen geblindeerd. Geen enkel lichtpuntje viel er in de duisternis te bekennen. En dat terwijl zich daar toch zo’n 7.000 mensen in leven probeerden te houden.

(dit was een supermarkt)

Ook enkele van onze vertaalsters waren moslim en woonden dus in dat gebied. Overdag werkten zij gewoon bij ons tussen de Kroaten en op Kroatisch grondgebied, maar ’s avonds moesten zij weer naar huis. Vaak was dit geen probleem en gingen ze lopend of werden ze even door iemand thuisgebracht. Op een bewuste avond was het geweld buiten zo hevig dat het te riskant was om het hotel te verlaten, in ieder geval om de frontlinie te moeten passeren. Een hele tijd hadden we daarom gewacht tot het eventueel wat rustiger zou worden. Uiteindelijk leek dat ook te gebeuren. Er was voor het eerst geen luchtalarm te horen, en dus was dit het moment. Binnen een paar tellen werd toen beslist dat iemand ze direct moest wegbrengen. En die iemand zou ik zijn.

riskant ritje

Eigenlijk was het nog steeds een gekkenhuis, want er werd nog steeds geschoten. Er werd alleen minder geschoten. Toch was het opmerkelijk om ook nu weer mee te maken dat er vanuit beide partijen respect leek te zijn voor onze organisatie. Op het moment dat ik bij het eerste Kroatische checkpoint kwam, hielden de militairen hun wapens rustig omlaag. Weliswaar keken ze enorm verbaasd toen ze mij zagen aankomen, maar ik mocht doorrijden. Via de noodbrug staken we de rivier over. Je zag bijna geen hand voor ogen in dit donkere gebied. Op straat was niemand te bekennen.

De moslimmilitairen leken zich schuil te houden achter en in de gebouwen. Eigenlijk is het voor mij nog steeds een raadsel hoe zij steeds weer aan hun wapens leken te komen. Toch stond ik daar op dat moment maar niet te veel bij stil. Stilstaan was sowieso geen optie. Toen ik onze tolk eenmaal thuis had gebracht, moest ik dezelfde weg nog terug zien af te leggen. Voor het eerst kneep ik hem nu echt wel een beetje. Dit was ook de eerste keer dat ik mijn scherfvest had aangedaan. Gelukkig hielden de onruststokers zich ook op mijn terugweg weer even gedeisd. Zo kwam ik uiteindelijk weer heelhuids terug in het hotel. Daar stond inmiddels al een goed glas whisky op me te wachten.

mostar is mooi

De dag erna was het weer tijd voor de postronde. Tijdens dat rondje nam ik altijd een vertaalster mee, hoe dan ook. Inmiddels waren de relaties die we met elkaar hadden al vrij diep. In extreme situaties kom je sneller tot elkaar, denk ik. Je zoekt veel steun bij een ander, en met het gemeenschappelijke doel steeds weer voor ogen, klikt het dan allemaal net wat makkelijker. Maar ook voor luchtige gesprekken was uiteraard volop ruimte. Terwijl ik dus met dat meisje in de auto zit en op de weg rondom Mostar rijd, zegt ze opeens tegen mij dat ze Mostar zo’n mooie stad vindt. Vol verbazing kijk ik haar aan. Tegelijkertijd kijk ik nog even richting de stad. Niets dan zwartgeblakerde en kapotgeschoten gebouwen. De brug die we vanuit de auto zien, ligt in twee stukken in de rivier. De bomen hebben geen bladeren meer. Het onkruid groeit tot boven je knieën. Lantaarnpalen bungelen er maar een beetje bij of liggen over de weg. Granaatinslagen zorgden voor diepe kraters in de wegen. Moslims liepen tussen het afval van de Verenigde Naties naar eten te zoeken. Overal liepen zwaarbewapende militairen. Mensen leefden in angst. Wat is daar nou mooi aan?! Ik begreep er werkelijk niets van. Keek zij nou door een roze bril of ik door een grijze? Waarschijnlijk moest ik het ergens daartussenin zoeken.

Ik ging nu mijn laatste week in. Nog één keer zou ik mijn kleren laten wassen. Nog eenmaal werden mijn lakens verschoond. Voor één keer werd er geld ingezameld. Voor de stagiaires was het namelijk ook alweer hun laatste week. Zij toonden het initiatief om geld in te zamelen, waarmee snoep voor de kinderen in Mostar zou worden gekocht. Dit wilden ze dan op de scholen gaan uitdelen. Er werd erg gul gegeven. Zo veel zelfs dat we een winkel van zijn complete voorraad snoep leegkochten. Ons busje zat tot de nok toe volgeladen met dozen lekkernijen.

snoep kost ons de kop

Als eerste reden we naar een Kroatische basisschool. We hadden ons helemaal niet aangekondigd, maar toch kregen we alle medewerking. Erg veel kinderen waren er niet meer, omdat het al laat in de middag was. Maar degenen die er waren, wisten niet wat hen overkwam. Totale euforie. Het hart van een kind is snel gevuld, zeker als ze een complete doos met bonbons krijgen. Het was alsof we regelrecht uit de hemel kwamen vallen, zo blij waren ze met het cadeau dat ze kregen.

Daarna gingen we naar de moslims. Hier waren de scholen al gesloten. Daarom besloten we om gewoon midden op straat het snoep uit te delen. We gooiden de deuren open en gaven elk kind dat naar ons toekwam een doos chocolade. En kinderen waren er genoeg. Die hingen normaal gesproken namelijk sowieso al direct aan je auto te smeken om een snoepje of zelfs sigaretten. Echt vreemd was het voor ons dus niet om geconfronteerd te worden met het smekende en bedelende gedrag van deze kinderen.

De kinderen waren compleet overrompeld door het feit dat ze allemaal hele dozen met bonbons kregen. In eerste instantie durfden ze het zelfs niet aan te nemen. Een klein jongetje van een jaar of vijf gaf de doos zelfs weer aan mij terug. Maar na een tijdje kwam daar toch wel verandering in. De angst verdween en maakte plaats voor hebzucht. Zelfs volwassenen kwamen nu vanuit alle kanten op ons busje afgestormd. Iedereen wilde profiteren van deze eenmalige gebeurtenis. Niet verwonderlijk natuurlijk, maar wel beangstigend. Mensen duwden ons gewoon aan de kant en begonnen zelf in de dozen te graaien.

De Duitse meiden kwamen compleet in de verdrukking. We moesten maken dat we wegkwamen om te voorkomen dat we het slachtoffer zouden worden van onze eigen goedheid. De gekte was niet meer onder controle te houden en met heel veel moeite wisten we nog weg te komen. Toch hielden we een goed gevoel aan deze actie over. De kinderen en ook de volwassenen reageerden immers enorm enthousiast. Het geld was goed besteed, en ditmaal zagen we heel snel en concreet resultaat van ons werk.

nederlandse marechaussees

Het was een dag voor mijn vertrek. Al mijn spullen waren gepakt. Op dat moment kwamen er een twintigtal Nederlandse marechaussees. Zij gingen de Duitse agenten bij hun werkzaamheden ondersteunen. Een zware taak, want er gebeurde nogal wat. De afspraken die bijvoorbeeld met de strijdende partijen waren gemaakt om minder militairen op straat te laten rondlopen, zorgden ervoor dat men de militairen een politie-uniform aandeed. Hierdoor waren er opeens tientallen agenten op straat te verkennen. Wraakacties werden nog steeds aan de lopende band uitgevoerd. Maar toch was er hoop, en het was alweer een stuk rustiger dan een week of twee daarvoor.

Een van de marechaussees vroeg mij op een gegeven ogenblik of er weleens geschoten werd. “Kijk om je heen,” dacht ik. Om hem gerust te stellen zei ik maar gewoon: “Ja.”

De tijd om van iedereen afscheid te nemen was aangebroken. Dit viel niet mee. De stad die ik in het begin verafschuwde om de situatie waarin hij verkeerde, had ik mezelf eigen gemaakt. Ik had er mee leren leven en mijn weg daarbinnen gevonden. Hier had ik het gevoel iets te hebben bijgedragen aan het opruimen van een rampgebied.
De rotzooi had plaatsgemaakt voor mogelijkheden tot herstel, in vele opzichten. Daarnaast waren enkele relaties heel erg diep gegaan en was het moeilijk om dat allemaal ineens los te moeten laten. Uiteraard nam niemand het mij kwalijk dat ik ze daar zou achterlaten. Iedereen wist dat het een tijdelijke overeenkomst was die we met elkaar waren aangegaan. En mijn tijd zat erop. Het moment om weer definitief naar Nederland terug te keren was daar. Het land waar alles keurig tot in de puntjes georganiseerd is. Daar waar alles al opgebouwd is en mensen zich heel erg druk maken om kleine onbenullige dingen.

definitief naar huis

Al vroeg in de ochtend werd ik opgehaald. Mijn spullen werden in het busje geladen en toen moest ik de deur achter me sluiten. Op de balkons van het hotel stonden allemaal mensen die vrienden van me waren geworden. Sommigen huilden, een ander riep nog wat, de meesten zwaaiden, een enkeling stond daar maar. Er kwam een behoorlijke brok in mijn keel. Voor het eerst werd ik echt emotioneel en besefte ik dat ik wel degelijk een verschil had gemaakt. Zo reden we weg en keek ik naar hen totdat ik het hotel niet meer kon zien.

In Split aangekomen was ik weer samen met mijn maatje. Het eerste wat we deden was de airco op onze kamer zo koud mogelijk zetten. Daarna gingen we in Split een biertje pakken. We zouden daar twee nachten blijven om vervolgens weer terug naar Zagreb te moeten afreizen. Na het stappen was het ijskoud in onze kamer. Heerlijk. Al die tijd in Mostar had ik in een bloedverziekende hitte moeten doorbrengen. Een beetje verfrissing kon dan ook geen kwaad. We genoten nog eenmaal van de roomservice en lieten ons de hele avond vollopen met goed gekoelde Heinekens. Nog een keer werd gedronken om het leed te verdringen.

De reis terug naar Zagreb zou eigenlijk weer met het busje gaan. Maar inmiddels wisten wij allebei natuurlijk wel dat dit een hele zware rit was. Daarom besloten we om onze spullen wel met het busje te laten vervoeren, maar zelf het vliegtuig te nemen. Dat kostte immers maar iets van 150 gulden. We verwachtten dat we die kosten wel zouden kunnen declareren. De hele ECMM-organisatie pakte namelijk het vliegtuig voor dit soort afstanden.

Als twee vorsten werden we met een zwaar gepantserde Mercedes naar het vliegveld gereden. Het was de auto van de ex-burgemeester. De vlaggetjes van de Europese Unie wapperden strak op de motorkap. Tot aan de ingang van het vliegveld werden we voorgereden. Dit was tevens het moment om afscheid te nemen van de bodyguard die ons daarheen had gereden. Een aardige man die zijn eigen leven minder belangrijk leek te vinden dan dat van zijn baas.

De vlucht naar Zagreb verliep voorspoedig. Daar aangekomen verliep de resterende tijd ook snel. Nog enkele formaliteiten werden afgehandeld. De vlucht van Split naar Zagreb werd door ons gedeclareerd. Met onze maten gingen we nog een keer stappen. We reden zelfs nog een keer met z’n allen naar Knin, iets wat we beter niet hadden kunnen doen. Van die plek had ik namelijk al eens afscheid genomen. Zoals ik het toen opnieuw aantrof, was het opeens allemaal anders. Verlaten. Niet meer onze plek.

einde van mijn diensttijd

In Zagreb kregen we ook nog een etentje waarbij we wederom een medaille opgespeld kregen. Dit had ik overigens niet verwacht, maar het was daarom een aardige bijkomstigheid. Een mooi souvenir.

Na alle plechtigheden was het definitieve moment aangebroken: de dag dat ik het voormalig Joegoslavië weer moest laten voor wat het was. Ik kon nu niets meer voor de mensen hier betekenen. De Verenigde Naties en de leden van de Europese Unie zouden het zonder mij moeten zien te redden. Iets wat ze uiteraard prima afging. Toch hoopte ik maar dat de boel niet opnieuw zou escaleren. Dat al het werk dat ik en alle anderen reeds hadden uitgevoerd niet voor niets zou zijn. De tijd moest het leren.

Het was in ieder geval nu aan mij om mijn familie weer in de armen te vliegen. De vlucht naar Schiphol verliep voorspoedig, en eenmaal door de douane werd ik als een held binnengehaald. Nog nooit was mijn familie zo blij om mij weer te zien. Uiteraard was ik ook blij om weer terug te zijn en een ervaring te hebben opgedaan die mijn kijk op de wereld aanzienlijk had veranderd.

De jongen die anderhalf jaar daarvoor nog vers van school af kwam, was nu een man van de wereld geworden. Ik stond veel meer open voor de mening van een ander, omdat ik er zelf ook een had. Op vele gebieden had ik levenservaring opgedaan. Ik kende nu ook de keerzijde van de medaille en besefte dat niet alles altijd zo zwart-wit is als het af en toe lijkt. Dat er ook in hele donkere dagen nog hoop bestaat. Hoop en geloof in vrede. In tijden dat je ongestoord je plannen tot uitvoer kunt brengen.

In ieder geval was het tijd om nieuwe plannen te maken en degene die ik al had ten uitvoer te brengen. Er was een eind gekomen aan een bijzondere tijd: mijn diensttijd.