Na weer een week of drie op de kazerne van Ossendrecht te hebben doorgebracht, werd het tijd om een andere kazerne te verkennen. Na Ede was nu de Harskamp aan de beurt, bij velen beter bekend als Hasjkamp. Hier gingen we ons bekwamen in het omgaan met wapens. Als ware infanteristen zouden we hier een week lang alle kneepjes van het tijgeren, Uzi-schieten en slootjespringen eigen maken. Dit laatste onderdeel voegden we overigens zelf maar toe, ontstaan zoals gewoonlijk vanuit een vlaag van verstandsverbijstering.
Nadat we onze intrek hadden genomen in een van de vele houten keten, konden we al direct onze lol op. We begonnen de kazerne en omgeving te verkennen met het lopen van een mars. Dit zou een zware week voor ons worden, althans dat had het kader ons wijsgemaakt. Vooral fysiek zou het er nu op aankomen, en het was goed mogelijk dat er nog wat jongens zouden afvallen.
Tot dan toe waren er niet veel geweest die met de opleiding waren gestopt. Als dat al gebeurde, dan lag de oorzaak vaak in de privésituatie van iemand. Sommige jongens werd het dan ook afgeraden om zich nog te laten uitzenden. Zo was er bijvoorbeeld iemand bij wie zijn vriendin zwanger was. Toch koos hij ervoor om de Verenigde Naties te dienen, en dat op geheel vrijwillige basis, een paar maanden voor de geboorte van zijn eerste kind. Door veel op hem in te praten, ging hij toch overstag en bleef bij zijn vriendin thuis. Uiteraard waren er ook jongens die zich geblesseerd hadden en daardoor niet in de juiste conditie verkeerden. Dan had je nog een zeer select groepje dat zich te buiten ging aan het stelen van andermans spullen. Je kon je kast op een gegeven moment geen seconde onbeheerd open laten staan, bang als je was dat iemand er iets uit zou nemen. Gelukkig waren er niet veel van die ratten, maar ze wisten de sfeer wel te bederven. Vooral slaapzakken en blauwe helmen waren geliefde objecten. Het feit dat er zulke rotte appels in het peloton zaten, bewees voor mij des te meer hoe doorzichtig de eens afgelegde psychologische test was. Iedereen was het hierover eens. Er zaten jongens bij die in de weekenden voordat ze in dienst kwamen als drugsdealer door het leven gingen. En er waren er genoeg die drugs gebruikt hadden. Maar dat ga je natuurlijk niet verkondigen aan een wildvreemde, terwijl je weet dat die persoon gaat beslissen over jouw eventuele uitzending. Je moest gewoon op je hoede zijn, dat was de conclusie.
wapens herkennen
Hadden we in Ossendrecht al uitgebreid geleerd welke wapens er zoal in omloop waren, op de Harskamp zouden we leren wat voor geluid deze wapens maakten. Op een lange zandvlakte bevond zich ergens in het midden een ongeveer twee meter diepe kuil. Deze kuil was een meter breed en zo’n twintig meter lang. In groepjes van een mannetje of twintig moesten we ons in deze kuil begeven. Terwijl je daar stond, zouden ze met diverse wapens over je heen schieten. Vanaf een afstand van een meter of vijftig ratelde het met tussenpauzen over je kop. In eerste instantie viel het niet zo op dat er enig onderscheid was tussen de diverse wapens, maar na een minuut of tien werd dat toch anders. Niet alleen was er een grotere tussenpauze tussen de schoten, ook klonken sommige wapens doffer of juist veel feller. Een pistool klinkt vaak vrij dof en maakt grote sprongen tussen de schoten. Een semi-automatisch vurende Uzi maakt ook een dof geratel en klinkt alsof iemand een handvol kersenpitten pal naast je oor uitspuugt. Een M50 en Kalasjnikov zijn ontzettend felle en zware wapens. Vooral die laatste zou ik nog vaak horen. Gedurende een kwartier werd de munitie onafgebroken door de kamers en lopen van het wapentuig op ons afgevuurd. Daarna was de volgende groep aan de beurt en konden wij toekijken. Zo zag je ook nog eens van dichtbij hoe de rook uit de lopen tevoorschijn kwam nadat er enkele seconden volautomatisch met een bepaald wapen was geschoten. Een hele gewaarwording, en ook een opluchting dat het allemaal weer goed was afgelopen.

Daar moest natuurlijk op gedronken worden. Ook op de Harskamp kon je voor 80 cent een biertje drinken. Toch zochten we meestal een tentje net buiten de kazerne op. Hier kon je voor een paar gulden een fatsoenlijke maaltijd bestellen en voor een aanvaardbaar bedrag een biertje naar binnen gieten. Bovendien stond er een pooltafel en een jukebox. Vaak draaiden wij dezelfde nummers in de stijl van Guns ’n Roses. Dat was wel toepasselijk: lekker van die jammerende rockmuziek. Dit café had zich echt op de militairen van de kazerne gericht, en een ander persoon dan een infanterist zag je hier niet zo gauw. De Harskamp is de plek waar menig jongen zich heeft laten opleiden tot infanterist. Degenen die in de oorlog te voet de strijd aangaan – althans, dat is het enige beeld dat ik ervan heb. Bovendien moesten deze jongens gedurende hun diensttijd vooral veel wachtlopen. Niet echt superinteressant dus.
spelen met de dood
De volgende ochtend moesten we uiteraard weer vroeg op. Ditmaal was het tijd om uitleg te krijgen over de meest voorkomende soorten landmijnen en de variaties hierop. Een expert van de EOD (Explosieven Opruimingsdienst) hield eerst een duidelijke toespraak om daarna over te gaan tot een live demonstratie. De toespraak was krachtig en werd ondersteund met de nodige foto’s en uitgestalde landmijnen. Hier wilde je hoe dan ook nooit mee in aanraking komen. In Bosnië waren op dat moment al een aantal Nederlandse militairen om het leven gekomen toen ze met hun jeep op een mijn waren gereden. Dat het ook jou kon overkomen, was dus zeker niet uitgesloten. Dit ongeval werd aangegrepen om aan te geven dat je nooit de verharde weg moest verlaten. Landmijnen werden immers ingegraven, iets wat op een verharde weg niet mogelijk was. Een schijnbaar verlaten huis ingaan was ook uit den boze. Degenen die hun huis moesten achterlaten, waren vaak bijdehand genoeg om enkele boobytraps aan te brengen. Zo kregen we een foto te zien van een spijkerbroek die nog in een kast lag en in verbinding stond met een handgranaat. En er waren nog meer voorbeelden.
Het ergste vond ik echter een mijn die in de lucht moest worden geschoten. Hoog in de lucht kwam deze tot ontploffing. Op dat moment kwamen er tientallen kleine ‘helikoptertjes’ vrij. Deze waren felgekleurd en leken op een stukje speelgoed. Vanuit hoog in de lucht dwarrelden ze zo tussen de woonhuizen van een stad of dorp naar beneden. Het gevolg was dat overal in de stad dergelijke ‘helikoptertjes‘ lagen verspreid. Het zo leuk en apart ogende kunststof speeltje was uiteraard een zeer aantrekkelijk fenomeen voor kinderen. Zodra zij het speeltje echter zouden oppakken, kwam het goedje tot ontploffing. Een gruwelijk lot voor een kind dat zich totaal onbewust is van de continu aanwezige gevaren. Degene die dit wapen heeft bedacht, moet een zeer zieke geest hebben gehad. Hoe haal je het in je hoofd!?


Na de theorie was het tijd om in de praktijk aan de slag te gaan. In een veldje had de E.O.D. (Explosieven Opruimingsdienst) een paar kistjes en landmijnen begraven. Het was aan ons om die met prikstokken op te sporen. Door de prikstok schuin in de grond te steken, konden we voelen of er iets verdachts onder het oppervlak zat. Dit vereiste geduld, want sommige mijnen waren niet groter dan een sigarenkistje. In sommige gevallen wáren het zelfs sigarenkistjes, gevuld met spijkers. Geen direct dodelijk gevaar, maar pijnlijk genoeg om een flinke waarschuwing serieus te nemen.
In groepjes van vijf werkten we zorgvuldig ons veldje af. Af en toe ging er ergens een mijn af, wat resulteerde in een flinke rookwolk. Zo kregen we een duidelijk beeld van hoe voorzichtig je moest zijn. Toen we klaar waren, liet de instructeur ons nog even zien hoe je met simpele huishoudspullen een krachtige bom kon maken. Gelukkig hield hij de details geheim – het idee om ooit zelf een bom te knutselen stond totaal niet op mijn lijstje. Maar de kracht van de explosie was indrukwekkend: een boomstam, die als testobject diende, werd met gemak tien meter de lucht in geslingerd. Het was een ontnuchterend moment.
vechten voor je leven
De volgende dag stond tijgeren op het programma. Wat ik dacht al goed onder de knie te hebben, bleek slechts kinderspel. Hier was de baan zo’n honderd meter lang, en we moesten in een rechte lijn naast elkaar kruipen. Tijd was een factor, en het kader hield ons scherp in de gaten vanuit een uitkijktoren. Terwijl we door het halfnatte zand tijgerden, werden we getrakteerd op ontploffingen en het geluid van ‘kogels’ die net over onze hoofden floten. Het voelde alsof we midden in een oorlogsfilm zaten.
Onder het prikkeldraad doorkruipen was al lastig, maar met een Uzi bij je werd het helemaal een uitdaging. Sommige jongens konden het tempo niet bijhouden, waardoor de rest moest wachten. Uiteindelijk belandden we in een houten kooi die net boven de grond uitstak. De doorgang was klein, en de kuil eronder stond vol water. Tot aan mijn knieën stond ik erin, met een natte Uzi waar ik nog op doelwitten mee moest schieten. Het was alsof je in een echte veldslag zat, maar dan zonder levensgevaar. Ondanks de omstandigheden – of misschien dankzij – herhaalden we de oefening. Onze eerste poging was namelijk niet bepaald een succes.
Die avond was er genoeg stof om over na te praten. Het café zat vol, en we hingen er de hele avond rond in onze militaire kleren. Iets wat we normaal niet snel deden, maar met onze vochtige en door zand besmeurde kleding hadden we weinig keus. Na sluitingstijd en een paar drankjes te veel, besloten we de weg terug naar de kazerne te nemen. Een rechte route werd het echter niet.
frisse duik
Direct buiten het café stond een treurwilg langs een sloot. Voor we het wisten, hingen we als een stel Tarzans aan de takken te slingeren. Hoewel we het water soms nét raakten, ging het meestal goed. Toen dat niet spannend genoeg meer was, liepen we verder. Op de kazerne stuitten we op een bredere sloot. Een van ons nam een aanloop en sprong. Met succes. Natuurlijk konden wij niet achterblijven.
We begonnen met een eenvoudige aanloop, wat probleemloos lukte. Maar al snel besloten we het uitdagender te maken: eerst vier passen, daarna drie. Met een natte kist kwam ik nét aan de overkant. Toen het aantal stappen terugging naar twee, werd het echt een gok. Het ging mis. Tot onze knieën stonden we in het water. Daarna gaven we het op en begonnen gewoon maar te duiken. Onze kleren stonken inmiddels alsof we een riool hadden geplunderd, maar dat kon ons weinig schelen. Lachend en doorweekt waagden we zelfs een achterwaartse sprong. Het was een avond om nooit te vergeten – ondanks, of misschien juist dankzij, de sloot.
Met deze kleren nog aan liepen we zo de slaapzaal in. Daar lag iedereen al lang en breed te pitten. Zo zachtjes mogelijk liep ik naar mijn kast om daar wat toiletspullen en een handdoek te pakken. Een enkeling werd er toch wakker van en vroeg direct waar die enorme pislucht vandaan kwam. Ik had uiteraard geen flauw idee! Nog met onze kleren aan gingen we vervolgens douchen. Zo werden die in eerste instantie ook gelijk gewassen. Daarna toch maar die kleren uit en nog even een kwartiertje het water over mijn lichaam laten lopen. Ik denk dat ik me wel drie keer heb ingesopt. Op de deur van de douche had iemand in het hout gekrast: ‘Geen legerleven dan het legerleven.’ Toen ik dat las, moest ik lachen. Gelukkig ging dat niet voor iedereen op, zolang je er zelf iets van maakte en er de lol van inzag.
Voordat ik in bed kroop om te gaan slapen, had ik mijn kleren even uitgespoeld. Echt wassen was er niet bij. Om ervoor te zorgen dat mijn kloffie de volgende dag weer droog zou zijn, had ik ze maar over de verwarming gehangen. Door de verwarming aan te zetten in de toch al klamme barak zorgde dit uiteraard voor een behoorlijk broeierige sfeer. De volgende ochtend was iedereen helemaal over de zeik door die misselijkmakende rioollucht die ze de hele nacht hadden ingeademd. Pas toen merkte ik dat het echt een ondraaglijke stank was. Ooit had ik een vakantiebaantje gehad bij de vuilnisophaaldienst. In sommige vuilnisbakken die we slechts sporadisch leegmaakten, begonnen na verloop van tijd maden te kruipen; de stank die daarbij vrijkwam kon net zo ruiken. Die nacht waren twee jongens vrienden van me geworden, maar een behoorlijk aantal anderen konden me wel schieten.


Maar goed, nieuwe ronde, nieuwe kansen. Aangezien ik me om een of andere reden deze dag niet bijzonder lekker in mijn vel voelde zitten, deed ik het maar wat rustiger aan. We begonnen de dag op een terrein ergens in de buurt van de Harskamp. We moesten allemaal onze sportkleren aan en een overall meenemen. Daarnaast moesten we ook de ontzettend lompe groene helm meenemen. Als iets een onding is en absoluut nooit lekker op mijn hoofd zat, dan was het die bewuste helm wel. De bedoeling van de helm werd me al snel duidelijk. Op het terrein was een soort hindernisbaan aangelegd. Er stonden behoorlijk grote obstakels op de baan, en het zag er vrij imposant uit. Weer eens een ander soort baan dan de gebruikelijke stormbaan. Nou kwam de clou: in een team van zeven man moesten we de hindernisbaan nemen, waarbij een van de zeven op een brancard zou liggen. Echter, dat dit de bedoeling was, werd pas gezegd nadat er om een vrijwilliger werd gevraagd die op de brancard zou plaatsnemen. Aangezien ik nogal suffig was op dat moment, ging mijn vinger iets te snel de lucht in. Het leek me namelijk wel lekker om alleen maar te hoeven liggen.
vertrouwen op vrienden
Met een stuk touw werd ik helemaal vastgebonden op het gammele ding. Ik kon nog net ademhalen en voor de rest niets meer. Al liggend en naar adem snakkend droeg mijn team me met ontzettend veel moeite over de baan. De hindernissen werden steeds moeilijker en af en toe leek het wel alsof niemand besefte dat ze met een nog levend individu op de brancard te maken hadden. Hun enige probleem was dat ik niet mocht zien wat er achter me gebeurde. Daar was namelijk het slachtveld waar ze me net vandaan hadden gered. Hangend op mijn kop, door te nauwe gaten geperst en af en toe ook eens vallend, kwamen we als team gelukkig toch aan het eind van de baan aan. Iedereen was helemaal kapot. Met name ik kon direct worden afgevoerd.
Na de hindernisbaan was iemand anders aan de beurt om op de brancard te liggen. Dacht ik dat ik net al door een hel was gegaan? Het viel in het niet bij het volgende onderdeel. De gewonde moest ditmaal uit een gebouw worden gered. Op de bovenste etage van een drie verdiepingen tellend gebouw lag het slachtoffer. Opnieuw werd deze stevig vastgebonden. Van de derde verdieping ging het via een gat in de vloer naar de tweede verdieping, vervolgens via een trap naar de eerste en door het raam via wat touwen zo naar buiten, begane grond. Vooral dat laatste was wat minder. Ook al hoefde ik alleen maar een touw vast te houden, ik was er niet zo zeker van dat het allemaal wel goed zou gaan. Maar het was gelukt en ons zelfvertrouwen was aardig gegroeid.



De volgende klus zouden we zonder brancard doen. We kregen nu aangeleerd hoe we een gebouw dat helemaal in puin lag, konden binnenkomen en ook weer konden uitgaan zonder daarbij op de vloeren te stappen. Alleen de afgebrande en kapotgeschoten muren mochten we gebruiken. Zolang je geen hoogtevrees had en je geduldig was, hoefde dit voor niemand een probleem te vormen. Na de zojuist afgeronde oefening was dit eerder een korte adempauze. Echt iets voor jongens die al van kinds af aan altijd in bomen klommen.
Dit was duidelijk een dag waarop getest werd hoever ze met ons konden gaan en of we geen psychische aandoeningen zouden hebben. Na het testen van onze hoogtevrees was het nu tijd voor een nieuw onderdeel: claustrofobie. Als duo moest je dit onderdeel doorstaan. In een speciaal geprepareerde ruimte leek het alsof je je in een ‘brandend’ gebouw bevond. Aan één kant van het gebouw ging je met zijn tweeën naar binnen en je moest maar zien dat je aan de andere kant weer naar buiten kwam.
doorgaan in het donker
Binnen in de ruimte was het pikkedonker. Je zag elkaar nog niet eens zitten, of eerder kruipen. Het werd ons namelijk geleerd om zo laag mogelijk bij de grond te blijven. Voelen deed je met je benen en armen. Het liefst niet met je handen, want die zijn heel teer. Zodra je een deurklink zou vastpakken waar net een flinke vuurzee overheen is gekomen, dan grijpt je hand door de schrik automatisch zichzelf daaraan vast. Nou waren de deurklinken hier niet heet gemaakt, maar men had er stroom op gezet. Hiermee werd hetzelfde resultaat bereikt. Heel voorzichtig gingen we te werk, hierbij maar één doel voor ogen houdend: de uitgang vinden en elkaar niet loslaten. Het bleek vooral een kwestie van goed communiceren. Door elkaar te vertellen waar je wat voelde, werd het een stuk eenvoudiger. Toch stonden er uiteraard de nodige meubelstukken en andere ongein in de weg. Maar na een kwartier of wat waren we er dan toch uit. Het daglicht deed zeer aan mijn ogen. Vervolgens moesten we natuurlijk even goed duidelijk maken dat het een eitje was aan degene die nog moesten. Ik hoopte maar dat dit nooit in het echt toegepast zou hoeven worden. Maar dankzij dit soort trainingen weet ik voor altijd hoe te handelen.
De rest van de tijd op de Harskamp hebben we doorgebracht met nog wat schietoefeningen. Hierbij werd ik nog bijna schutter eerste klas. Het mocht helaas niet zover komen en echt rouwig ben ik daar nooit om geweest. Op dat moment was het even zonde. Maar het was vooral kicken geweest om eens op tempo te moeten schieten. Normaal was het altijd maar gewoon drie schoten lossen op een doelwit dat een meter of 25 verderop stond.


Naast deze oefeningen kregen we nog een lesje in het afdalen. Vanuit een toren moesten we een stuk touw op een bepaalde manier om ons heen knopen en zo horizontaal naar beneden glijden. De eerste keer is het even eng om jezelf helemaal in het touw te laten hangen, maar pas wanneer je dat doet, dan gaat het beter. Lekker ontspannend dus. Zo kwam een einde aan onze tijd op de Harskamp. Onvergetelijk! Maar waarom de Harskamp in de volksmond de Hasjkamp werd genoemd, dat vertelt het verhaal niet 🙂
twijfels
Het was rond deze tijd dat er geruchten kwamen dat wellicht niet ons hele peloton uitgezonden zou kunnen worden. En dat terwijl we nog maar een maand verwijderd waren van de uitzending. Het roddelcircuit kwam goed los. Voor mij zou dat betekenen dat ik niet mee zou kunnen gaan. Indien ik namelijk nog een maand later weg zou vertrekken, dan zou ik pas in november weer terugkeren. Hierdoor waren er dan al ruim twee maanden verstreken voor ik met mijn nieuwe opleiding kon beginnen. Dat was onmogelijk.
Mijn ex-vriendin vond dit nieuws helemaal niet zo vervelend. Ze begreep wel dat ik inmiddels helemaal klaar was om te vertrekken, maar haar gevoelens voor mij begonnen nu juist steeds meer terug te keren. Het kostte ons allebei moeite om niet te veel aan deze gevoelens toe te geven. Door deze situatie voelde ik toch een zekere druk op mijzelf ontstaan. Moest ik nou wel of niet alles voor haar opgeven?

