Nadat ik me inmiddels alweer bijna twee maanden tussen de Tsjechen had begeven, werd het tijd om te verhuizen. Het bungalowpark lieten we achter ons om vervolgens alle spullen weer terug naar Zagreb te brengen. Daar wachtte ons nog een formele afhandeling en overdracht. Daarna waren we met onze hele club voor een paar dagen helemaal vrij. Natuurlijk waren we hiervan al geruime tijd op de hoogte, en vandaar dat we besloten hadden om eens lekker de kust met z’n allen op te zoeken. De reis ging naar Opatija. Onderweg in ons Volkswagen-busje zat de stemming er goed in, en we zouden dan ook eens flink gaan beesten.
Het hotel lag direct aan de kust, had een zwembad op het dak en een uitgestorven casino op de eerste verdieping. Niet alleen het casino trok geen bezoekers, maar het hele hotel zat aardig leeg. Alleen wat Kroaten en gepensioneerde vakantiegangers zaten hier en daar aan een tafeltje. Een ober wist ons te vertellen dat ze op dat moment nog maar 30% van de normale bezoekersaantallen trokken. Uiteraard kwam dat door de oorlog. Zou ik zelf niet geweten hebben hoe de situatie precies in elkaar stak, dan was ik waarschijnlijk ook niet hier vakantie gaan vieren. Maar gelukkig wist ik nu beter en zat ik voor een prikkie in een gigantisch hotel. Het eten was er prima en de verdiensten in het casino waren ook uitstekend. Het zal haast wel zo zijn geweest dat wij de eerste bezoekers sinds maanden waren. De croupiers moesten immers ter plekke ingewerkt worden. Hierdoor ging er nog wel eens wat fout, meestal ten gunste van mij.
Erg veel was er in het stadje zelf niet te doen. Er waren hier en daar wel wat terrasjes open, maar op het moment dat je een disco wilde bezoeken, stond je toch echt voor een gesloten deur. Zo heel veel bijzonders deden we in die paar dagen dan ook niet. Maar even een aantal dagen tussen de ‘normale’ mensen zijn en je zomaar een toerist kunnen wanen, dat was toch wel lekker.
feesten in zagreb
Eenmaal weer in Zagreb moesten we nog een verplichte overnachting maken. Op zich niks mis mee, want in Zagreb werd volgens mij elke avond wel gefeest. Degenen die daar een half jaar gelegerd hebben gezeten, kunnen hooguit een alcoholverslaving aan de oorlog hebben overgehouden. Je struikelde daar letterlijk van het ene feest in het andere, die overigens allemaal super waren.
De volgende dag gingen we, nog lichtelijk verdoofd, met de helikopter op weg naar Knin. Daar was het hoofdkwartier van sector Zuid gevestigd en daar zou ik mijn resterende tijd gaan doorbrengen. Knin was tevens de hoofdstad van de Krajina. Een stad waar de Kroaten maar wat graag weer hun intrek zouden nemen. Het zou een drukke tijd worden daar in het hoofdkwartier, in ieder geval wanneer je het vergelijkt met de drukte die we tot dan toe gewend waren.

Gemiddeld werden er op een dag zo’n 150 faxen verstuurd en ontvangen. Deze werden allemaal geregistreerd. Daarnaast beheerden we de telefooncentrale voor het gehele hoofdkwartier, waarop 20 lijnen in verbinding stonden. Deze waren permanent bezet, alleen ’s nachts niet. Tot slot was er nog een switchboard waarop de locals met ons konden bellen. Hier deden we overigens niet zoveel mee, want we begrepen absoluut niet wat ze aan de andere kant van de lijn bedoelden. Dit was wat me voor de komende tijd dus allemaal te wachten stond. Gelukkig hadden we eerst nog twee dagen om te acclimatiseren.
ontvangst in knin
Nadat we een flinke rondleiding over het kamp gemaakt hadden en onszelf een bed toegeëigend hadden, bleek het tijd om de omgeving van Knin te gaan verkennen. Een korte rondleiding door de stad volgde. Vervolgens trokken we de bergen in om een kijkje te nemen bij de rivier die daar stroomde. Het was op dat moment ergens eind mei en er stroomde nog voldoende water naar beneden om er een flinke duik in te kunnen maken. Vlakbij een waterval doken we met z’n allen het ijskoude water in. Het leven van een VN-soldaat was zo slecht nog niet.
Tijdens dit uitstapje had ik eindelijk weer eens de kans om met de maten van mijn lichting bij te kletsen. Het bleek dat ook zij het tot dan toe niet erg zwaar hadden. Ze gingen net als nu vrij regelmatig zwemmen, er waren diverse bars op het kamp, het eten was goed en erg veel schietincidenten waren er ook niet. Het was wel hard werken, maar daar waren ze toch nog vrij snel aan gewend. Naast het werk in de Commcen moest iedereen om de beurt ook een dienst draaien in de eigen bar. Dit was zogezegd de woonkamer van de Nederlandse delegatie op het kamp. Zo de verhalen van mijn maten aanhorend, kon ik niet anders concluderen dan dat ik een goede tijd in het vooruitzicht had.

Al met al heb ik in die eerste week misschien drie dagen gewerkt. De drukte was inderdaad wel even wennen voor me, maar het bleek allemaal wel handelbaar. In die eerste week werd er tevens afscheid genomen van lichting V10. Zij hadden er een half jaar opzitten en ontvingen hun medaille. Tijdens een officiële ceremonie vond deze uitreiking plaats. Met een aantal mooie woorden van de majoor en de sectorcommandant werden de jongens beloond voor hun getoonde moed, positieve karakter en uithoudingsvermogen. Of in ieder geval woorden die op hetzelfde neerkomen. Op zich wel mooi om mee te maken.
naar nederland
Na die eerste week ging ik met verlof. Eindelijk, na twee maanden in Joegoslavië te hebben gezeten, kon ik de hele situatie even achter me laten. Met de helikopter vloog ik naar Zagreb. Daar aangekomen ging ik eerst mijn vliegtickets ophalen om vervolgens nog even een paar flessen whisky te kopen. Ik kon natuurlijk niet met lege handen op Schiphol aankomen. Na nog een beetje op de basis te hebben rondgehangen, ging ik op tijd naar bed. De volgende ochtend zou ik al vroeg vliegen, en ik was er helemaal klaar voor.
Via Wenen vloog ik naar Schiphol. Doordat ik het tijdsverschil even niet in de gaten had gehouden, was ik in Wenen nog bijna te laat om de overstap te halen, maar gelukkig ging dat toch allemaal goed. Samen met nog twee andere VN’ers zat ik in een riant KLM-toestel. Het was een beetje onwennig om in je camouflagepak tussen allemaal burgers te zitten. Toch was het ontvangst in het vliegtuig door de bloedmooie stewardessen zeker niet vervelend. Ik voelde me helemaal op mijn gemak.
Op Schiphol aangekomen was het een aardig gekkenhuis. Niet dat er nou speciaal voor mij zoveel mensen stonden te wachten, maar het was gewoon druk zoals dat op Schiphol altijd is. Zoveel bedrijvigheid had ik al een tijdje niet meer om me heen gehad. Ik was blij om mijn familie weer in de armen te kunnen vliegen, en zij brachten me naar huis. Mijn vader vroeg nog of ik wilde rijden, maar daar had ik toch echt geen zin in. De drukte op de Nederlandse snelweg is niet iets om vrolijk van te worden, en zoveel auto’s op de weg was ik bovendien echt niet meer gewend. Ik liet me lekker rijden en kon zo mijn familie alvast bijkletsen.
even wennen
Om weer thuis te zijn was wel even wennen. Vooral alle luxe die er was en het feit dat er gewoon helemaal niets veranderd was. Alhoewel, mijn moeder had wel mijn hele kamer opgeruimd en een hoop posters, vlaggen en ander soort decoratiemateriaal van de muren verwijderd. Dat was een beetje typisch. Alsof het mijn kamer niet was, zo liep ik naar binnen. Ik voelde me onwennig. Een vreemde in een vertrouwde omgeving.
Ik merkte aan mezelf dat ik in twee maanden toch wel wat veranderd was. Met een andere blik keek ik tegen de alledaagse dingen om me heen aan. Alles wat altijd zo vanzelfsprekend was, dat was het nu ineens niet meer. Vooral in de supermarkt had ik dat gevoel heel erg. De overdaad aan producten die we kunnen kopen of, beter gezegd, waar we toe verleid worden om te consumeren. Het overdadige leek in verband te staan met iets onverschilligs wat mensen over zich heen hadden. Zo leken de meesten zich op straat in ieder geval door het alledaagse leven te bewegen. Iedereen was druk met zijn eigen dingetje, de blik naar binnen gericht. Mijn aanwezigheid op straat werd door niemand bewust opgemerkt. Mensen passeerden me zonder op of om te kijken. Het was een wat verwarrende tijd. Zelf merkte ik dat ik na twee maanden al veranderd was, maar niemand anders leek dat op te merken.
Dat ik niet meer helemaal dezelfde jongen was, bleek wel toen ik weer met mijn vrienden ging stappen. Een goed gebruik van ons was namelijk altijd om eerst goed in te drinken voordat we een discotheek binnen gingen. Met z’n allen lapten we dan wat geld bij elkaar voor wat bier of een fles sterke drank. Die avond kochten we bier. De flessen werden soepel aan de mond gezet. Bij mij wel heel soepel, zo bleek al snel. In de tijd dat mijn vrienden hun eerste fles leeg hadden, had ik er al twee meester gemaakt. Dat was nogal opmerkelijk.
opleiding geeft afleiding
In de paar weken dat ik thuis kon zijn, ben ik verder erg druk geweest voor mijn nieuwe opleiding. Daarvoor moest ik namelijk een soort toelatingsexamen doen. Aangezien het een behoorlijk creatieve opleiding betrof, moest ik dan ook thuis al diverse tekeningen maken en andere zaken uitwerken. Dit zorgde voor gezonde afleiding en gaf me bovendien het gevoel dat ik de juiste keuze had gemaakt wat betreft de gekozen opleiding. Hele dagen alleen maar boven saaien boeken studeren was zeker niet waar mijn interesse lag.
Tijdens mijn verlof werd ik nog door de majoor vanuit Knin gebeld. Hij had goed en minder goed nieuws. Het minder goede was dat ook het sector-hoofdkwartier binnenkort niet langer door de Nederlandse delegatie zou worden gerund. Eind juli zouden we het commcen overdragen aan burgers die voor de VN werkten. Hierdoor zou mijn uitzending twee maanden korter duren dan vooraf gepland. Het goede nieuws was dat er voor deze twee maanden al een oplossing was gevonden. Onze collega’s van de E.C.M.M. (European Community Monitoring Mission) zochten nog enkele verbindelaars. Waar ik precies geplaatst zou kunnen worden, wisten ze nog niet, maar dat kon overal in Joegoslavië zijn. Ik kreeg een paar dagen de tijd om over het voorstel na te denken. Ik besloot om van de mogelijkheid gebruik te maken en stemde dus in met het voorstel om het half jaar bij de ECMM vol te maken.
gevaarlijke vlucht
Na twee weken was het weer tijd om terug te keren naar Knin. Met een vliegtuig van Croatia Airlines vloog ik van Schiphol direct naar Zagreb. Een vlucht waar je normaal gesproken twee uur over doet. Het gammele vliegtuig van deze luchtvaartmaatschappij deed er ongeveer een half uur langer over. Dat ook bij deze onderneming de cashflow op een dieptepunt terecht was gekomen, bleek al snel. Niet alleen zat het vliegtuig lang niet vol, het raampje bij mijn stoel bleek met plakband bij elkaar te worden gehouden. Dat was dus de reden waarom het luikje ervoor was geschoven. De rest van de vlucht heb ik dat maar zo gelaten. Daarnaast kreeg ik van de steward ook nog een kop koffie over mijn broek uitgegoten. Wat een droplul. Kortom, geen comfortabele vlucht, en ik was dan ook blij om weer vaste grond onder mijn voeten te voelen toen ik eenmaal in Zagreb was.
Na weer een verplichte nacht op kamp Pleso te hebben doorgebracht, ging ik de volgende middag met de helikopter naar Knin. Via een tussenstop bij HQ Sector North kwam ik veilig bij mijn bestemming aan. Op zich niet verwonderlijk, zo vond ik. Tot dan toe had ik nog nooit gehoord dat een helikopter niet heelhuids was aangekomen. Toch was deze vanzelfsprekendheid niet helemaal terecht. De dag daarvoor was er namelijk nog een helikopter beschoten die exact dezelfde route vloog. Een kogel was precies naast de stoel van de piloot naar binnen gedrongen, maar had gelukkig niemand geraakt. Eigenlijk had ik dus geluk gehad dat ik niet een dag eerder terug was gekomen. In ieder geval was ik blij dat ik dit nieuws pas hoorde toen ik op ons kamp was gearriveerd.

Dit voorval zei overigens wel veel over de situatie zoals die zich toen aan het ontwikkelen was. Steeds vaker kwamen er vanuit de diverse observatieposten berichten binnen dat de sfeer grimmiger werd en dat de Kroaten grote troepenmachten verplaatsten. De Krajina, waarvan Knin de hoofdstad vormde, was oorspronkelijk Kroatisch grondgebied en was door de Serven veroverd. Het stond voor iedereen waarschijnlijk al lang vast dat de Kroaten hier geen vrede mee zouden vinden. Een poging om dit gebied weer te heroveren zou zeker een keer genomen worden. De vraag was alleen wanneer!
Inmiddels begon de zomer zich al aardig te manifesteren. Zodra er maar even de mogelijkheid toe was, lagen we te bakken in de zon. Meestal lagen we dan ergens op een balkon, maar de voorkeur ging natuurlijk uit naar het water. Het dichtst bij was het al eerder genoemde riviertje. Alleen bleek daar steeds minder water doorheen te stromen. De waterval die er eerst nog was, bestond op een gegeven moment gewoon niet meer. Daarom reden we zo nu en dan maar een stukje verder en zochten het al snel buiten de stad. Daar lag ergens een gigantisch meer. Toch hadden we dit zelf waarschijnlijk niet al te gauw ontdekt.


Het waren de meisjes die als tolk voor ons werkten die de weg wisten. Zij kwamen hier veel vaker, in ieder geval toen er nog geen oorlog was. Sinds de oorlog was het maken van dergelijke uitstapjes voor hen aanzienlijk moeilijker geworden. Er waren weinig inkomsten bij de mensen en benzine was ook schaars. Degene die al een auto had, was er niet logischerwijs ook mee aan het rijden. Sinds de oorlog was in dit land niets meer vanzelfsprekend. Elke nieuwe dag kon weer compleet anders zijn dan de vorige. Daarom vormde een dagje zwemmen een flinke belevenis en zorgde het ervoor dat we even de problemen achter ons konden laten.
problemen in de communicatie
In het commcen was het hard werken. Op het moment dat je daar overdag met z’n drieën zat, had je toch zeker geen rust. Indien er een spoedeisend bericht tussen zat, kon je al je werk weer neergooien en zorgen dat eerst dat bewuste bericht erdoor ging. Het probleem bleef vooral dat degene die de berichten aan de andere kant moesten ontvangen hun talen niet spraken. Een Keniaan die nog nooit in zijn leven een faxapparaat heeft gezien, is het dan ook lastig om telefonisch uit te leggen hoe hij een fax moet ontvangen. Ze begrepen er werkelijk geen hout van. En het enige wat ze moesten doen, was op de groene knop drukken. “Push the green button,” riep ik dan. “Push start!” Het leek allemaal verloren moeite. De fax kwam er niet doorheen. Ze konden de knop niet vinden, zeiden ze tegen me. En dat terwijl die groene knop de grootste op het apparaat is. Ik begreep daar werkelijk geen hout van. Toch bleek er later een logische verklaring te zijn. Toen een paar van onze jongens eens een kijkje waren gaan nemen bij het Keniaanse bataljon, bleek dat hun faxapparaat een blauwe knop had. Geen wonder dus. Zo wordt het communiceren uiteindelijk tot een vak verheven.

Naast het harde werken was er ook tijd om een sociaal leven te onderhouden. Behalve in de zon liggen en ergens een beetje zwemmen, konden we in onze vrije tijd dan ook behoorlijk sportief zijn. Zo gebeurde het dat we nogal eens aan het volleyballen waren. Dit ging niet geheel onopgemerkt aan de andere kazernebewoners voorbij. Zo waren er de Kenianen, Ieren en Canadezen die ons af en toe uitdaagden voor een partijtje.

Uiteindelijk werden de wedstrijden zo fanatiek gespeeld dat we besloten om een heus toernooi in het leven te roepen. Hierdoor kwamen enkele talenten naar boven waarvan menigeen zelf waarschijnlijk ook het bestaan niet wist. Helaas voor ons Nederlanders in ieder geval, want daar waar wij met de eerste prijs dachten er vandoor te gaan, waren de Kenianen toch echt een stuk sterker. Hun sprongkracht en souplesse waren zo groot dat ze als een stoomwals over ons heen denderden. Jammer dus dat we elkaars taal niet spraken om op verschillende punten van elkaar te kunnen leren.
Een ander aardigheidje kwam uit een wel heel onverwachte hoek. Op een dag kregen we namelijk iets van twee of drie enorme dozen met de enige echte Hollandse Nieuwe. Dit waren de allereerste haringen van het nieuwe seizoen en door, ik meen, Joop van den Ende speciaal ingekocht om aan de Nederlandse blauwhelmen cadeau te doen. Naast het leren drinken van grote hoeveelheden bier, heb ik hierdoor in dienst ook leren omgaan met grote hoeveelheden heerlijke haring. Wat dat betreft was er ondanks alle beperkingen toch tegelijkertijd erg veel mogelijk.
weinig te eten
Beperkingen kwamen er steeds meer. Dit kwam door de grensblokkades die de Kroaten handhaafden. Om ervoor te zorgen dat de Serven het in de Krajina steeds moeilijker zouden krijgen, werd na verloop van tijd de toevoer van goederen tot een minimum beperkt. Niet alleen de Serven hadden hieronder te lijden. In onze kantine, waar we drie keer per dag aten, stonden dagelijks minder producten op tafel. Na verloop van tijd werd er zelfs gesproken over het gebruik van noodrantsoenen. Een behoorlijk verschil met een maand eerder, toen we nog regelmatig in de restaurantjes in Knin aten.

Het buiten de kazerne eten werd trouwens niet door iedereen toegejuicht. Buiten de kazerne was je immers een makkelijk doelwit. Daarom waren we in ieder geval verplicht om met z’n tweeën het stadje in te trekken. Bij de kazernepoort moest je jezelf dan altijd afmelden, en als je terugkwam vanzelfsprekend weer aanmelden. Zeer minutieus werd dit bijgehouden: het doel van je reis en wanneer je verwachtte terug te zijn, werden allemaal genoteerd. En dat was maar goed ook, want zo ogenschijnlijk rustig als alles eruitzag, zo was het in werkelijkheid toch niet.

(de kazerne in Knin vanuit de helikopter)
Op een gegeven moment moest ik bijvoorbeeld met een maatje van me mee om onze vrachtwagen buiten de kazerne schoon te maken. Hiervoor was een bepaalde wasstraat, een paar honderd meter verderop, geschikt bevonden, en dus gingen we daarheen. Helaas moesten we een tijdje wachten voordat we aan de beurt waren. Er ging namelijk slechts één wagen tegelijk naar binnen. Overigens was het geen wasstraat zoals wij die kennen, met grote automatisch ronddraaiende borstels. Het betrof hier gewoon een grote ruimte waar je wat sop over je auto kon gooien en vervolgens met een hogedrukspuit kon afspoelen. Daarnaast kon je nog even de wagen stofzuigen, en dan was het weer gepiept.
pistool op je gericht
Een lange rij stond er niet. Voor ons stond slechts een auto, een Mercedes, die ook schoongemaakt moest worden. In die wagen zaten twee mannen. Eigenlijk waren ze niet echt bezig met schoonmaken, maar leken ze vooral bezig met een soort onderhandelingen. Nadat ze eerst nog in de auto bleven zitten, stapten ze uiteindelijk uit om een kijkje in hun kofferbak te nemen. Ondertussen zaten wij nog steeds in onze vrachtwagen, op een meter of vijftien van hen vandaan. Dat er iets waardevols in de kofferbak moest zitten, liet zich raden. Al snel zou duidelijk worden wat er precies in zat.
Uit een tas die werd opengeritst, kwam een pistool tevoorschijn. Met het pistool in de hand keek de man die hem vasthield grijnzend onze kant op. Hij laadde het pistool vervolgens door en richtte het plotseling op ons. Mijn hart sloeg heel even over. Beide mannen moesten lachen. Haha. Wat een vreemd soort humor hadden sommigen ontwikkeld, ongelooflijk. Ze trokken zich nergens iets van aan en gingen er vervolgens weer net zo vrolijk vandoor. De wasstraat stond nu geheel tot onze beschikking. Na het wassen van de wagen was het vervolgens tijd om zelf ook maar een douche te nemen.

Dat de locals zich vreemd konden gedragen, was inmiddels wel duidelijk geworden. Het was maar net hoe de wind waaide. Als zich ergens een ongeval of andere situatie had voorgedaan waarbij de VN zich positief had opgesteld tegenover de locals, dan zwaaiden de kinderen en volwassenen altijd naar je. Was er iets gebeurd wat niet gunstig voor de Serven was uitgevallen, dan spuugden ze op zijn minst naar je. Vaak genoeg gebeurde het ook dat er met stenen werd gegooid. In de extreemste gevallen was het voor ons verboden om zelfs het kamp te verlaten. Wel vaker gebeurde het namelijk dat in dergelijke situaties een wraakactie werd uitgevoerd door de locals, waarbij nogal eens met wapens werd gedreigd. Onder bedreiging van die wapens werd vervolgens nogal eens een vervoermiddel van de VN’ers in beslag genomen. Je kon daar helemaal niets tegen doen. Als je zou proberen om door te rijden of aan de situatie te ontsnappen, zouden ze zeker schieten. Op het kamp heb ik weleens een auto gezien van een dappere soldaat die er toch vandoor ging. In zijn voorruit zaten een stuk of vijf kogels, en in de rest van de wagen zaten er ook nog een aantal. De soldaat en zijn passagier overleefden de vlucht wel, al was het met heel veel geluk.


Op een alledaagse dag liep ik opeens onze vorige tolk tegen het lijf. De jongen die een vriend van me was geworden toen ik nog bij de Tsjechen zat. Indertijd kwam hij vaak bij ons over de vloer. Hij was bijna een stuk van het interieur geworden, en ik kon het altijd prima met hem vinden. Toch vond ik het even vreemd om hem nu ineens in Knin op de kazerne tegen het lijf te lopen. Van de hele Tsjechische club was ik nog de enige die daar in Knin verbleef. Niet zo verwonderlijk dus dat hij naar mij toekwam, en eigenlijk vond ik het ook wel leuk om hem weer eens te zien. Dat was toen alweer ruim een maand geleden. Ondanks dat vond ik het zelf niet zo verwonderlijk dat ik eens goed moest nadenken over het voorstel dat hij deed. Hij vroeg om samen met hem mee het stadje in te gaan om ergens op een terrasje wat te drinken. Normaal gesproken ging ik namelijk nooit alleen met een local op stap. Ik besloot toch op zijn voorstel in te gaan.
thuis bij de locals
Aangezien ik dus de enige was die hem werkelijk kende en het voor een ander niet interessant zou zijn om mee te gaan, kreeg ik van de majoor toestemming om alleen met hem te gaan. Zijn hele leven woonde hij al in Knin, en doordat hij zoveel mensen op straat kende, voelde ik me wat dat betreft wel op mijn gemak. Hij wist van alles over de stad te vertellen, en tijdens een kop koffie in een plaatselijke brasserie kwamen de tongen zogezegd goed los. Terwijl ik daar zo zat, was het een drukte van belang. Het leek eigenlijk wel alsof ik gewoon deel uitmaakte van de locals. Niet verkeerd. Ik zat daar immers in mijn burgerkloffie en er was niemand die me op dat moment argwanend of met afschuw aankeek. Iets wat nog weleens wilde gebeuren wanneer je als VN’ers onder elkaar de stad introk.
Na de kop koffie liep ik met hem mee naar zijn ouderlijk huis. Hij wilde me laten zien waar en hoe hij woonde. Tot dan toe was ik nog niet in mijn eentje een huis van een local in geweest. Ook dit was weer een nieuwe stap voor me. Er was niemand thuis behalve de oma van de jongen. Een oude vrouw met een halve snor kwam zeer druk pratend en met haar armen gebarend op mij af. Al pratend in een onverstaanbare taal gaf ze me een hand en hield niet meer op met haar geklets, totdat ik instemde met opnieuw een kop koffie. Eigenlijk is het een goed plaatselijk gebruik om er een glas raki bij te drinken, maar dat sloeg ik toch maar af. De jongen probeerde ondertussen zijn gebruikelijke rol als tolk weer zo goed mogelijk te vervullen. Tijdens het drinken van de koffie werd er door zijn oma plotseling druk naar iets gezocht. Het bleken schoolfoto’s van de jongen te zijn. De oma kende iedereen die op de foto stond. In eerste instantie was het voor mij gewoon een foto zoals die bij mij op school ook altijd weer elk jaar werd gemaakt. Een verplicht ritueel waarvan we later nog veel plezier zouden moeten beleven.

Deze foto echter bleek niet zo standaard te zijn. Hij was genomen nog voor de oorlog was uitgebroken. Bij elk kind op de foto wist de vrouw een stukje over de achtergrond te vertellen. De ene was al een tijdje spoorloos, de helft was gevlucht, de ander zat in het Kroatische leger en weer een ander was door die persoon doodgeschoten. Er was niemand die een succesvolle carrière maakte of het beroep uitoefende waarvan hij of zij altijd gedroomd had en dus voor op school gezeten had. De zo mooi genomen foto werd opeens een hele trieste afdruk, althans zo ontwikkelde het zich naarmate de oma langer doorging met haar verhaal. Vanaf toen kreeg de oorlog waarin ik me bevond opeens een stukje diepgang. Tot dan toe had ik mezelf nooit persoonlijk in de hele crisissituatie gemengd. Ik had bewust afstand gehouden om er op die manier onafhankelijk en onpartijdig naar te kunnen kijken. Plotseling was die grens vervaagd. Vanaf dat moment was ik er veel meer bij betrokken. Ik begreep het leed van deze mensen. Het greep me echt aan.

Ook in onze bar was het inmiddels merkbaar dat de voorraden aan het inkrimpen waren. Juist op het moment dat het WK voor de deur stond, raakten wij behoorlijk door onze voorraad bier heen. Dat was een serieus probleem, omdat wij toch wel het beste bier van het kamp tot onze beschikking hadden. Daarnaast hadden we volgens velen de gezelligste bar. Je kon er altijd terecht voor een goed gesprek of om lekker naar een onnozele film te kijken. Gelukkig bleef Filmnet het altijd doen. Maar daarmee was het bierprobleem nog niet opgelost.
bier raakt op
Al verschillende malen had de helikopter geprobeerd om op het vliegveld van Split de viertonner met onze voorraden te lossen. Volgens mij waren ze daar al een week of twee mee bezig. Iedere keer vertrok die helikopter vol goede hoop om vervolgens met een teleurstelling rijker terug te keren. De ene keer duurde het te lang voordat de viertonner kwam opdagen, de andere keer mocht die vrachtwagen het vliegveld niet op. Zo was er altijd wel weer wat anders waardoor de bevoorrading niet doorging.
Ondertussen zaten wij echt aan onze laatste blikjes Heineken. Het enige wat nog overbleef was wat frisdrank en een fles door de locals zelfgestookte drank. Deze fles hebben we nooit durven drinken, aangezien op het etiket een doodshoofd stond getekend. Een duidelijke waarschuwing, dachten we zo. Ook het bier uit de pizzeria die op ons kamp was gevestigd, was allang op. Dit was een of ander lokaal bier waarvan ik al eens eerder ontzettend aangeschoten was geraakt. Het smaakte voor geen meter, maar toch had ik bij gebrek aan beter graag nog eens een uitzondering gemaakt. Degene die nog wel bier op voorraad hadden, waren de Canadezen. Normaal gesproken gingen wij ook in hun bar erg graag een biertje pakken, net zoals zij dat ook bij ons deden. Maar deze laatste voorraad hielden ze strikt voor zichzelf. Lekker was dat.
Inmiddels zaten we een dag of twee zonder bier. Toch was er weer een lichtpuntje. De jongens van de viertonner hadden toestemming gekregen om het vliegveld op te rijden. Ze kregen, geloof ik, in totaal een half uur de tijd om de helikopter te bevoorraden. Dit was al eens eerder toegezegd zonder dat die afspraak werd nageleefd, maar daardoor lieten we ons niet weerhouden.

Met een mannetje of vijf werden we in Knin door de helikopter opgepikt om vervolgens naar Split te vliegen. Daar zouden we dan dus in een spoedtempo de gehele vrachtwagen moeten lossen, als het allemaal zover zou komen. Onderweg hoopten we er allemaal het beste van. Maar hoe dan ook, we hadden in ieder geval weer eens een mooi uitstapje.
partytime in split
Eenmaal op het vliegveld geland, was het een kwestie van afwachten. Dit duurde niet lang. Al na een paar seconden zagen we de bewuste vrachtwagen aankomen rijden. Iedereen slaakte een korte kreet van opluchting en blijdschap. Alle deuren en luiken van de helikopter werden opengerukt. De vrachtwagen werd op een meter of drie van de helikopter geparkeerd en het lossen kon beginnen. Binnen een paar minuten kon er niets meer bij. De helikopter zat tot de nok volgeladen. En dat terwijl er in de vrachtwagen nog genoeg bier zat. Dat was dus behoorlijk zuur. Maar ja, de piloot wist precies waar hij mee bezig was. Als er nog een paar dozen bij zouden komen, dan werd het gevaarte zeker te zwaar. Dat zou betekenen dat er minder personen mee terug konden vliegen. En dat was nou precies de oplossing van het probleem. Voor iedere persoon die in Split zou achterblijven, konden nog acht dozen bier extra mee terug. Wat een ideale oplossing, en wat nobel dus ook om in Split een dag te vertoeven ten gunste van meer bier.

Ik was de eerste die zich opofferde. Een maatje van me volgde al snel, en met zijn tweeën zouden we het er eens even goed van gaan nemen. Op het moment dat je alweer een dikke maand alleen maar in Knin moet rondhangen, dan is een overnachting in Split een welkome onderbreking. Een soort minivakantie, zeg maar. Met veel plezier propten we nog een aantal dozen in de helikopter om deze vervolgens even vrolijk weer uit te zwaaien.

Het enige probleem waar we toen direct tegenaan liepen, was dat we absoluut niets bij ons hadden. Geen tandenborstel, schoon ondergoed en dergelijke. We hadden wel geld. En dat werd direct goed uitgegeven. Allereerst ging mijn maatje zich al op het vliegveld even in wat burgerkleren hijsen. Hij liep immers nog steeds in zijn militaire outfit rond, en dat was niet echt comfortabel. Zo kreeg je niet het echte vakantiegevoel. Zelf had ik al de hele tijd mijn burgerkleren aan. Als ik maar even geen dienst had, dan liep ik daar sowieso het liefst in.
Na deze aankoop was het zaak om vervoer te regelen. Het vliegveld lag toch nog een aantal kilometers van de stad vandaan. Ook dat werd geregeld. Op het vliegveld zaten een tweetal autoverhuurbedrijfjes, en bij een van hen huurden we een Jeep. Althans, een Suzuki Samurai. Het geld begon al aardig te rollen. Maar we hadden het er graag voor over. Sterker nog, we konden moeilijk geloven dat het ons opeens allemaal zo voor de wind ging. We hadden weer volop bier weten te regelen voor op het kamp, daarnaast konden we zodadelijk lekker op het strand gaan liggen en reden we inmiddels met de zon boven ons hoofd in een superrelaxte wagen. Wat wil een mens nog meer?

In Split aangekomen, gingen we eerst maar eens een beetje de boel verkennen. Het was een fantastische badplaats. In tegenstelling tot Opatija was er volop leven in de brouwerij. Veel jonge mensen en dus ook veel mooie vrouwen. Vanaf het terras zaten we ons daar aardig aan te vergapen. Wat een weelde. We konden het hier nog wel dagen uithouden.
Toch bleven we niet uren op het terras hangen. Dat zou ook weer zonde zijn. Daarom huurden we maar een waterfiets. Veel meer was er in die tijd voor op het water niet te huur. Dankzij die waterfiets hadden we nu een behoorlijk uitzicht over de kustlijn en een nog beter uitzicht op de vrouwen die voorbij zwommen.


De rest van de dag voelden we ons de koning te rijk. Eten in een restaurant, nog wat drinken in een kroeg, daarna een soort discotheek bezocht en vervolgens op zoek naar een slaapplaats. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. Veel hotels zaten namelijk allemaal volgeboekt. Daar waar nog wel een kamer vrij was, bleek het weer onwijs duur. Maar geen nood. Waarom zouden we moeilijk doen als het ook makkelijk kan? We hadden immers onze auto nog steeds en het was lekker weer.

De oplossing lag voor de hand. Met onze 4WD reden we ergens het strand op om daar gewoon in het zand of in de auto te gaan liggen slapen. Dat dit een beetje te eenvoudig gedacht was, bleek al snel.
dronken relschoppers
Een meter of honderd verderop was een feest aan de gang. Dat konden we nogal duidelijk horen. Een hoop geschreeuw en gebral zorgden ervoor dat ik niet echt kon slapen. Het zag er ook niet naar uit dat daar voorlopig een einde aan zou komen. Ook mijn maatje kon niet in slaap komen. Hij besloot nog maar eens een duik in de zee te wagen. Ja, waarom ook niet? Nu kon het nog. Op het moment echter dat ik ook de wagen wilde uitstappen, kwamen er vanuit de richting van het feest drie mannen aanlopen. Echt rechtop liepen ze niet, en zo te horen waren zij precies degenen die voor de meeste herrie zorgden. Toen ze dichterbij kwamen, was het eenvoudig om te zien dat ze erg dronken waren. Helaas voor ons liepen ze niet gewoon door. Inmiddels kwam mijn maatje alweer uit de zee terug, en zo stonden we daar met z’n vijven bij onze huurauto.
Die auto bleek al snel een probleem voor de dronken Kroaten te zijn. Het geval was namelijk dat er een grote sticker op zat waarop een of andere plaatsnaam stond. Dit bleek de geboorteplaats te zijn van een van die Kroaten en volgens hem hadden wij geen recht om in die auto rond te rijden. Een beetje vage situatie dus. Blijkbaar was het ook nogal duidelijk te zien dat wij een stel VN’ers waren, want ook daar lag een groot probleem. In hun beste Duits lieten ze ons behoorlijk duidelijk weten dat de VN niets goeds voor hen had gedaan en dat wij ook niet wisten hoe moeilijk zij het hadden. Of zoiets dergelijks. In ieder geval bleek het nogal nodig te zijn om de verschillende oorlogswonden die ze hadden opgelopen aan ons te tonen.

Deze mannen schenen ook op een soort verlof te zijn en hadden het er behoorlijk goed van genomen. Een beetje te goed, als je het mij vraagt. Veel opgekropte agressie lieten ze toen namelijk helemaal loskomen. De Kroaat die er een probleem van maakte dat wij in die bewuste auto reden, begon aan de nummerplaat te rukken, net zo lang totdat die loskwam. Niet echt relaxed! Er moest nu toch snel iets aan deze situatie veranderen, want anders zou dit uitstapje weleens heel vervelend kunnen aflopen. Terwijl een andere dronkenlap inmiddels op onze achterbank stond te dansen, begon mijn maatje zich in zijn beste Kroatisch tegen de dronkenlappen te richten. Dit leek even succes te hebben. Alleen had hij nog nooit Kroatisch gesproken, maar Servisch.
De taal had hij via een paar vertaalsters zichzelf enigszins aangeleerd. En dat waren dus Servische meisjes. Wij zaten immers in een Servisch gebied gelegerd. Nou lijken beide talen wel erg veel op elkaar, maar er zitten wel degelijk verschillen in. Daarom vroegen onze ‘vrienden’ aan hem waar wij in godsnaam ergens gelegerd waren. Zo bijdehand als hij was, zei hij dat we normaal in Zagreb zaten. Dat was immers ook Kroatisch grondgebied. Maar hoe kwam hij dan aan dat accent? Ook daar maakte hij weer een of ander lulverhaal van. Het belangrijkste was in ieder geval dat ze er uiteindelijk voor kozen om toch maar weer door te lopen. Toen grepen wij direct onze kans. De losgerukte nummerplaat gooiden we achter in de wagen en binnen een paar seconden scheurden we het strand af.
chaos op de weg
Op dat moment zat ik achter het stuur. Waar we heen moesten, dat wisten we niet. Zolang het maar niet in het drukke uitgaansgebied was. Terwijl we nog steeds plankgas reden, besloten we om terug naar het vliegveld te rijden. Daar was immers permanente bewaking en zouden we met een beetje geluk nog een paar uurtjes kunnen slapen. Onderweg naar het vliegveld zat het ons ook niet erg mee. Toen we voor een verkeerslicht stil stonden, kwam er een auto naast ons staan. Ook hier zaten weer een paar dronken gasten in. Het waren niet dezelfde mannen, maar ze waren wel even luidruchtig, en ze wezen ook naar onze auto. We dachten dat het verstandig was om ze maar gewoon geen aandacht te geven. Toen het licht weer op groen sprong, reed ik zo hard mogelijk weg, in een poging om deze mannen achter me te laten. Dat lukte wonderwel. Bij een volgend verkeerslicht was het echter weer hetzelfde verhaal. Weer een auto waarvan de passagiers zonodig iets moesten schreeuwen. Ik begreep er echt helemaal niets van! Vanaf dat moment bleef ik gewoon zo hard rijden als voor de omstandigheden maar mogelijk was. Uiteindelijk kwamen we op de snelweg richting het vliegveld terecht. Het was daar erg donker. Hier stond helemaal geen verlichting langs de kant van de weg. En toen begon er een lampje te branden. Die mensen van daarnet probeerden ons duidelijk te maken dat onze verlichting niet aan stond. In de haast die we hadden om van het strand weg te komen, was ik vergeten om de lichten aan te doen. Wat een gedoe zeg.
Diezelfde nacht hebben we toch nog kunnen slapen. Weliswaar werden we helemaal gebroken wakker, maar dat maakte geen ruk uit. Nog even de auto aftanken en toen maar hopen dat die nummerplaat bij het inleveren van de auto gewoon zou blijven zitten. De nodige voetafdrukken hadden we al met een doek wat weggewerkt. Eigenlijk was er geen spoor meer van het hele voorval achtergebleven. Zo kwam onze Samurai toch nog door de snelle keuring van het verhuurbedrijf heen. We waren blij dat we de sleutels weer konden overhandigen.
Onze vlucht terug was inmiddels ook alweer geregeld. Wat dat betreft kon je altijd wel op een stukje organisatie bij de VN vertrouwen. Met een supersonisch kleine helikopter ging de reis terug naar Knin. We zaten er slechts met z’n drieën in. Het leek wel alsof we een eigen privéhelikopter tot onze beschikking hadden. De hele tijd stonden we via een headset in contact met de piloot en konden we ook meeluisteren met al het overige radioverkeer. Ook dit was een hele coole ervaring. En zo liep ons uitstapje naar Split toch nog goed af. Achteraf kan ik makkelijk zeggen dat ik dit soort impulsieve acties toch altijd wel erg weet te waarderen. Je weet gewoon niet wat je te wachten staat. De roep van het avontuur.
verbroedering
De dagen daarna was het uiteraard feest. Niet alleen was het WK-voetbal volop van start gegaan, maar er was ook weer bier in overvloed. Dit in tegenstelling tot de meeste andere bars op het kamp. Eigenlijk hadden wij de enige bar waar het bier weer rijkelijk vloeide. Iedereen die dus van een goede pot bier en voetbal hield, zat in die dagen bij ons in het café.

De sfeer kwam dat allemaal wel ten goede. Zelfs de Kenianen kwamen af en toe een kijkje nemen. In een eerder stadium, bij een vorige lichting, waren zij niet meer welkom geweest in de bar. Dit omdat ze een slechte dronk hadden en daarnaast ook niet altijd met hun geld op tafel kwamen. Maar daar kwam nu weer verandering in. Wellicht kwam dat omdat we nog maar een week of drie als Nederlandse afvaardiging op het kamp aanwezig zouden zijn. Aan het Nederlandse verbindingsbataljon in ex-Joegoslavië zou spoedig een einde komen.


Uiteraard ging naast het feesten het werk ook gewoon door. Nou ja, gewoon! Eigenlijk begon het enthousiasme bij de meesten wel een beetje weg te ebben. Inmiddels zaten we met z’n allen alweer ruim drie maanden faxen te versturen en telefoontjes aan te nemen. De sleur begon er zogezegd in te komen. Iets wat nooit goed voor de motivatie is. Af en toe werd dat nog wel eens doorbroken op het moment dat er weer een spannend bericht onder je neus kwam. Alleen was het in die tijd ook met de berichten minder spannend aan het worden. De Kroaten lieten weer meer goederentransporten de grens passeren en de verschillende troepenmachten leken zich aan het front verder ook rustig te houden.
Het enige schokkende bericht wat ik onder mijn neus kreeg in die tijd, was van het Canadese bataljon. Een soldaat die wacht stond, liep op een gegeven moment zijn observatiepost uit om vervolgens een handgranaat onder het scherfvest dat hij droeg te stoppen. Nadat hij de pin uit de granaat had getrokken, bleef er van hem zelf verder niets over. Het scheen dat zijn vriendin het had uitgemaakt en dat hij zich daar niet overheen kon zetten.
foutje bedankt
Een week na dit bericht ging het Canadese bataljon verhuizen naar een nieuwe locatie. Hun huidige onderkomen was ook wel erg klein en slecht onderhouden. Op zich konden ze er alleen maar op vooruitgaan dus. Een leuke anekdote van de jongens die daarvoor nog bij de Canadezen in het commcen hadden gewerkt, was die over het hijsen van de Nederlandse vlag tijdens Koninginnedag. Zij hadden er even geen rekening mee gehouden dat onze vlag nogal erg veel op de Kroatische lijkt. Alleen zit er bij de Kroaten nog een soort wapenschild in. Maar dat zag je van een afstandje niet. In ieder geval was dit niet opgemerkt door de Serven die de vlag zagen hangen. Spontaan begonnen zij uit woede op de Nederlandse vlag te schieten. Het heeft die jongens nog een hoop moeite gekost om het verhaal aan de Serven uit te leggen. Wat een fout. Het was immers niet voor niets dat wij onze Nederlandse vlaggetjes van onze pakken moesten halen en dat er een speciale schouderband ter vervanging werd gedragen. Niet echt bijdehand dus.


In ieder geval werd het Canadese onderkomen ook door ons mee opgebouwd. Met een kleine delegatie zijn we daar een dag bezig geweest om het commcen opnieuw in te richten. Ook wel aardig om eens te doen. Tot dan toe was het immers zo dat ik steeds op een commcen terecht was gekomen dat alweer een hele tijd draaide. Wel net zo handig, maar minder uitdagend.

De sleur die in het werk trad, probeerden we op alle mogelijke manieren te doorbreken. Zo maakten we er een sport van om tijdens de avonddienst, zodra het maar even kon, met Nederland in contact te komen. Officieel mochten we met een daarvoor beschikbare telefoon eens per week voor tien minuten bellen. Maar dat is uiteraard niet echt de moeite. Bovendien is de verleiding voor een verbindelaar wel erg groot om van de diverse beschikbare middelen dankbaar gebruik te maken. Dat deden we dan ook veelvuldig. Op de telefooncentrale kon je namelijk precies zien welke van de twintig lijnen in gebruik waren en welke tot je beschikking stonden. Soms duurde het weleens heel erg lang voor er een lijn vrijkwam, en daar hadden we dan ook weer een oplossing voor. Gewoon een kwestie van even meeluisteren of degene die de lijn bezet hield een privégesprek aan het voeren was of niet. Indien dit het geval was, dan braken we de verbinding af. Immers, niemand mocht van deze lijnen gebruik maken om privégesprekken te voeren. Behalve de Nederlandse verbindelaars zelf dan. In ieder geval leek het zo, want we zaten echt uren achter elkaar weg te bellen. Zo werd ons thuisfront in ieder geval niet te snel ongerust. Erg nobel van ons dus. Naar de buitenwereld hielden we overigens elkaar continu het hand boven het hoofd. Niemand zou over deze praktijken indertijd ooit zijn mond hebben opengetrokken.

Rond die tijd kreeg ik ook mijn eerste medaille. Een echte ereplak omdat ik me alweer negentig dagen in actieve dienst van de Verenigde Naties bevond. Ook bij onze lichting ging daar een officiële ceremonie aan vooraf. De Sector Commander was speciaal voor de gelegenheid aanwezig om ons de medailles te overhandigen. Daarnaast kregen we ook nog eens een soort getuigschrift over de bijzondere diensten die wij voor de sector hadden verricht. Het feit dat wij dus vaak uren zaten te bellen, werd uiteindelijk beloond met een extra getuigschrift, waarin onze vastberadenheid, loyaliteit, maar vooral socialiteit eens goed in de schijnwerpers werden gezet. Ik was er best trots op.

toewerken naar het einde
We waren nu nog maar ongeveer een week van ons vertrek verwijderd. Er waren inmiddels enkele burgers opgetrommeld die het werk in het commcen van ons zouden gaan overnemen. Dat betekende dat wij die mannen mochten gaan inwerken. Op zich ging dat makkelijk, op een aantal kleine misverstanden na. Faxen waar bij ons ‘confidential‘ op stond, werden namelijk altijd met de speciale gecodeerde fax verstuurd. Volgens die burgers was dat alleen nodig als er ‘top secret‘ op stond. Zij hadden dat dus anders aangeleerd gekregen dan wij. Wij maakten daar verder niet al te veel problemen van. Zodra wij er niet meer zouden zijn, werden die faxen namelijk toch op hun manier verstuurd. En als zij dat zo aangeleerd hadden gekregen, waarom zou ik er dan een probleem van maken?
In die laatste week speelde Nederland tegen Ierland, iets wat op dat moment erg belangrijk was, want degene die zou winnen, kwam daardoor in de (halve) finale. Onze bar was dan ook helemaal afgeladen. De echte vaderlandsliefde kwam bij velen naar boven. De voorraad bier die we hadden ingeslagen, ging er die avond goed doorheen.

De spanning was vaak te snijden en uiteindelijk won Nederland. Uiteraard lullig voor de Ieren, maar het mocht de pret niet drukken. Sterker nog, de Ieren gingen er alleen maar meer van drinken. Het beloofde een lange nacht te worden, maar wat gaf het? In die laatste week werd er door ons toch al bijna niet meer gewerkt.
Dat de Ieren kunnen zuipen, dat heb ik die avond wel weer gemerkt. Toen de meeste anderen inmiddels hun bed hadden opgezocht en onze bar alweer een tijdje gesloten was, zaten wij met nog een stel Ieren in de Canadese bar. Maar die ging toen ook sluiten. Eigenlijk was dat nog een beetje vroeg voor ons gevoel, en zodoende besloten we om onze eigen bar maar weer in te trekken. In het kantoor van de majoor hing immers de sleutel en zodoende konden we makkelijk de bar weer openen. Iets wat we bij de nachtdiensten ook nog weleens deden. Terwijl we altijd met twee man dienst hadden, werd er vaak rond een uur of drie om de beurt een uur in de bar doorgebracht. Niet om bier te drinken, maar om een uurtje tv te kijken of om een uurtje te pitten. Heerlijk toch?


De Ieren vonden het allemaal wel best en stelden voor om een drinkspelletje te doen. Bij dat spelletje kwam een stok kaarten op tafel en iedereen kreeg een bepaalde kaart voor zijn neus gelegd. De rest van de kaarten die overbleef, werd één voor één omgedraaid. Iedere keer als jouw kaart, bijvoorbeeld de koning, uit de stok kaarten werd getrokken, dan moest je een blik bier in één keer leegdrinken. Soms gebeurde het ook dat je wel twee of drie blikken bier moest legen. Dan had iemand anders de joker of iets dergelijks getrokken, en dan was je dus gewoon dubbel de klos. Ik kende het hele spel niet, maar de regels van het spel leken allemaal wel te kloppen. Om ervoor te zorgen dat je een blik bier een beetje snel naar binnen werkte, werd er met een schroevendraaier eerst een gat in de onderkant geprikt. Zodra je het lipje uit het blik zou drukken, spoot het bier er letterlijk uit. Wat een spel! Het kostte mij moeite om het tempo bij te houden, en ik was niet de enige. De meeste van ons konden het bier op een gegeven moment niet meer binnenhouden. Toen het er bij mij uitkwam, had ik niet eens de tijd om naar buiten te rennen, dit in tegenstelling tot de meesten. Gelukkig stond naast mij een doos waarin ik vrolijk de volle lading heb leeggekotst. Op het moment dat alles eruit kwam, zag ik dat het bier nog steeds schuimde. Indrukwekkend. Vrij snel daarna zijn we maar met het spel gestopt.

koppijn van joyriden
De bar werd weer gesloten en de sleutel werd door ons teruggehangen. Toch was de avond daarmee nog niet afgesloten. Inmiddels waren we nog maar met z’n drieën over toen we daar in het kantoor van de majoor stonden. Op het moment dat we de barsleutel weer terughingen, zagen we ook een andere sleutel liggen. Het was die van de Mercedes-jeep van de majoor. Dit was een unieke kans, maar tegelijkertijd ook een erg riskante stap die we eigenlijk niet zo goed durfden te maken. De angst die we voelden voor dit avontuur werd overwonnen door een stukje bluf. We liepen elkaar op te jutten om met de wagen te gaan rijden, en uiteindelijk pakten we de sleutel en stapten in de auto. Ik zat achterin, totaal niet meer in staat om nog te rijden. Degene achter het stuur reed linea recta naar de poort. Daar moesten we zoals gebruikelijk weer onze namen opgeven en zeggen waar we naartoe gingen. Zo vlak voor ons vertrek kon dat ons niet meer zoveel schelen. We riepen maar wat.

Eenmaal buiten de poort begon de ellende pas echt goed. De ‘chauffeur’ reed als een bezetene door de stad heen. Met piepende banden en gierende remmen leek het wel alsof we door een dolle achterna werden gezeten. Ondertussen werd ik daar achterin alle kanten opgeslingerd. Het leek wel alsof ik nergens houvast kon vinden, en daardoor stootte ik mijn kop nogal eens tegen het een en ander. Toen ze dat voorin in de gaten kregen, werd het tempo alleen nog maar hoger. Dat we die avond niet zijn omgeslagen of tegen een boom zijn beland, heeft alleen maar met puur geluk te maken gehad. Verstand kwam er in ieder geval niet meer aan te pas. Na een half uur zo rond te hebben gescheurd, hadden we er weer wel genoeg van. Het leek immers ook niet zo verstandig om nog veel langer weg te blijven. De auto werd weer vrolijk op zijn plek teruggezet, en toen doken we toch maar een keer ons bed in. Om de volgende dag met echt barstende koppijn wakker te worden. Dit nooit meer, dacht ik.

De dagen daarna was het aftellen geblazen. Hetzelfde ritueel dat ik al eens bij de Tsjechen had meegemaakt, speelde zich ook ditmaal af. Nog een paar dagen hard werken om alles gereed te maken voor vervoer naar Zagreb. Kasten leegruimen, plunjebalen inpakken en vooral alle apparatuur en proviand weer in dozen stoppen.
einde van een tijdperk
Het meest vervelende of dramatische moment was toch wel het sluiten en definitief achterlaten van onze eigen bar, vooral omdat zich daar de leukste momenten hadden afgespeeld. Daar kwamen we tot elkaar en speelde je functie of rang niet langer een rol. Onder het genot van een biertje leerde je zo de mens achter een gezicht kennen. Iets wat heel belangrijk is in een oorlogssituatie, ver van huis en alles waar je vertrouwd mee bent. Het opnieuw afscheid moeten nemen van degenen die ik weer had leren kennen, viel dan ook zwaar. Misschien wel extra omdat het veelal locals waren van onze eigen leeftijd. Zij stonden altijd voor ons klaar, waren in voor het leren kennen van elkaars cultuur en achtergronden, maar waren er vooral ook om even alle ellende te vergeten. Als Nederlandse verbindelaars hadden we een hoop vrienden gemaakt in de periode dat we in Knin al een aantal lichtingen hadden versleten. En mijn lichting sloot de deur achter zijn kont dicht.

Opnieuw stond de helikopter klaar om ons te vervoeren. De rit naar Zagreb hoefde ik gelukkig niet over de weg af te leggen. Dit ging stukken comfortabeler. Onderweg kregen we zelfs nog een doosje met nootjes en een blikje frisdrank. Goed hè! Het schijnt dan ook dat deze helikopters normaal gesproken voor de KLM vliegen, maar dat ze nu werden uitgeleend aan de VN. Hoe het precies zat, maakte me verder niet zo gek veel uit. Ik genoot er gewoon van.

In Zagreb moesten we weer een dag of twee wachten voordat we naar huis konden. Naast het feesten en tax-free inkopen was het verder gewoon een kwestie van aftellen. Iets wat we eigenlijk elke dag deden. Nog eenmaal stonden we met de hele lichting op appèl. Dat was uiteraard wel mooi, om weer eens bijna al je oude maten terug te zien. Want bijna iedereen die eind maart in het vliegtuig zat om voor het eerst voet op de ex-Joegoslavische bodem te zetten, was nu ook hier weer aanwezig. Na de toespraak van een of andere hoge pief gingen we met z’n allen weer de bussen in. Op naar het vliegveld om vervolgens een paar uur later weer in Nederland te landen. Voor de meesten zat het er nu definitief op. Ik zou slechts een week thuis zijn om daarna nog eenmaal terug te keren.
Eigenlijk was een week wel erg kort om jezelf echt thuis te voelen. Toch was het wel erg lekker. Je hoefde je even nergens druk om te maken en door weer in een vertrouwde omgeving te zijn, ben je ook meer ontspannen. Maar ik merkte dat er dingen aan het oude bekende zaten waar ik me aan ging storen. Daar had ik tijdens mijn eerste verlof ook al last van en dat kwam nu weer net zo snel terug. Het waren eigenlijk dezelfde zaken als de vorige keer, dus wat dat betreft begon dat gevoel ook wel weer te wennen. Ik moest er waarschijnlijk gewoon mee leren omgaan.
In die ene week moest ik nog een keer naar Ossendrecht. Daar werden ons de kleren aangemeten voor onze nieuwe missie. Twee maanden lang zou ik straks in compleet witte kleren rondlopen. In plaats van een blauwe helm kreeg ik een witte, en mijn Uzi werd ingeruild voor een diplomatiek paspoort. Vanaf dat moment genoot ik ‘diplomatieke onschendbaarheid‘.

