Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Zolang er geen definitief antwoord van het kader kwam, gingen we gewoon door met onze opleiding. Inmiddels hadden we de Harskamp achter ons gelaten en begon de eindsprint in Ossendrecht. Er werd nu nog even extra aan onze conditie gewerkt, en daarnaast kregen we dagelijks de stand van zaken in Joegoslavië uitgelegd. Zo waren we continu helemaal actueel wat het nieuws betreft. We wisten dondersgoed waar we aan zouden beginnen. Ook kregen we nog wat lezingen en de gelegenheid om vragen te stellen aan personen die al eens waren uitgezonden. De nodige inentingen volgden en er was een controlebeurt bij de tandarts. In mijn hele leven had ik nog maar één keer een gaatje gehad, dus dat was niet iets om nerveus van te worden. Toch vond ik het enigszins een raar idee om bij de legertandarts langs te moeten. Een enkeling werd er zelfs bloednerveus van. Dat kwam meestal doordat zo iemand al een jaar of vijf niet meer bij welke tandarts dan ook was geweest. Een flinke operatie moest er uiteindelijk aan te pas komen om zo’n jongen te redden. Zou hij hier niet mee instemmen, dan werd hij niet uitgezonden. Zo simpel lagen de zaken.

Deze week was er een van het nodige wachten en dus tijd doden. Iedereen deed dat op zijn eigen manier. Samen met een maatje van me hadden we een manier gevonden om ook nog wat geld te verdienen. Allebei waren we namelijk in het bezit van een tondeuse. Aangezien die korte koppen bij iedereen om de week toch wel geschoren moesten worden, namen we in onze vrije tijd de rol van kapper op ons. Hiervoor vroegen we dan een knaak (ƒ 2,50). Als we op een avond ieder een mannetje of zes hadden geknipt, vonden we het al wel weer best. Met het geld konden we dan namelijk weer wat biertjes kopen en waren we in staat om wat lekkerder te eten dan alleen maar het voorgeschotelde voer in de vreetschuur. Met het overige geld speelden we urenlang een bepaald videospelletje. Vlak voordat we uitgezonden werden, was het ons gelukt om het spelletje uit te spelen. Bloed, zweet en tranen, maar vooral veel geld heeft dat ons gekost. Het was ons gelukt, en dat was het enige wat telde. De volgende dag zaten er namelijk toch weer nieuwe jongens verlegen om een knipbeurt. Hierdoor hadden we een vaste bron van inkomsten. Maar wat nog veel belangrijker was, is het feit dat je bij menigeen een potje kon breken. Mensen leerden je kennen en zouden je niet zo snel verlinken. Ze waren namelijk toch enigszins afhankelijk van je. Met onze ‘Scheer-maar-raak-voor-een-knaak’-acties maakten we simpelweg veel vrienden. En zo heb ik de tijd bij dit peloton ook ervaren: een tijd waarin je vrienden maakte.

onrust in de groep

We waren nu nog maar drie weken van de uitzending verwijderd. De geruchten dat niet iedereen zou mogen vertrekken, werden steeds concreter. Uiteindelijk was de kapitein gedwongen om in te grijpen. Hij wond er geen doekjes om. De motivatie leek volgens hem minder te worden, en we waren teveel bezig met het laten verslappen van onze aandacht. De geruchten kwamen voort uit het feit dat er inderdaad plannen waren om het verbindingsbataljon terug te trekken. Maar dit waren plannen en geen feiten. We mochten hier geen waarde aan hechten. Zolang niets definitief was, zouden we voorlopig nog gewoon allemaal worden uitgezonden. De kapitein had geen informatie ontvangen over het uitzenden van een deel van het peloton. Op het moment dat hier verandering in zou komen, waren wij de eersten die dit te horen kregen. Vooralsnog moest ons peloton gewoon een eerdere lichting opvolgen en de plekken die leeg kwamen, invullen. Zoals het tot dan toe altijd was verlopen. We moesten ons niet druk maken en gewoon doorgaan met de oefeningen.

Dit zou onze laatste week worden. Na deze week kregen we namelijk nog twee weken verlof zodat we op een ontspannen manier afscheid van onze familie en vrienden konden nemen. De laatste week werd er eentje van de ultieme test. Het peloton was namelijk in groepen van een mannetje of tien opgedeeld. Elke groep zou zich ergens in Nederland gaan ophouden. Uiteraard waren we volledig uitgerust met alle communicatieapparatuur die je maar bedenken kon. Voor elke groep was een vrachtwagen met de nodige apparatuur beschikbaar. Daarnaast hadden we scherfvesten en Uzi’s bij ons. Het vervoer van de groep zelf ging met de viertonners, vrachtwagens met een laadbak. Niet echt comfortabel.

Waar we naartoe gingen, werd pas op het allerlaatste moment bekendgemaakt. Het eerste dorp was Loon op Zand. Toevallig dat ik dat heb onthouden, omdat hier familie van mij woont. Op een afgelegen terrein van de landmacht betrokken we aldaar een soort washok. Slapen deden we op de grond, en het commcen werd in een stoffig hok ingericht. Na enige tijd bleek alles wonderwel te werken. Het was vooral zo dat iedereen toch wel een beetje wist hoe een deel van het geheel in elkaar stak. Sommigen waren erg handig met het leggen van de kabels, een ander wist hoe de antenne opgezet moest worden, en weer een ander deed gewoon alsof hij erg druk bezig was met van alles en nog wat. Het belangrijkste was in ieder geval dat we aan de slag konden.

nog één keer oefenen

Eigenlijk week deze oefening niet af van de oefening die we al eens op de kazerne hadden gehad. We waren nu alleen niet in staat om even naar de buren te lopen. Als groep was je nu echt op elkaar aangewezen. Dat is ook een hele gewaarwording. Sommige jongens had ik tot dan toe nog niet echt veel gesproken. Zo leerde ik ook hen kennen. De sergeant die de leiding over ons had, vond ik maar een beetje een sufkop. Hij was niet erg consequent op de een of andere manier. De ene keer liep hij onwijs te stressen en de serieuze vent uit te hangen, en een seconde later deed hij weer superrelaxed. Dan probeerde hij zich opeens voor te doen alsof hij een maatje van je was. Ik houd hier niet van en liet hem daarom maar links liggen.

De oefening verliep vlekkeloos. Als we honger hadden, namen we wat te eten uit de noodrantsoenen, en rond een uur of zes kregen we ons avondeten. Dit werd altijd gebracht, en eigenlijk was dat het enige waardoor het echte afzien er niet bij was. Na het eten gingen we maar wat kaarten of een beetje met de GameBoy spelen. Zolang je geen dienst had, was er op het verlaten stuk grond verder toch niets te doen. Dat was uiteraard wel bruut saai. Samen met mijn maatje hingen we dan buiten maar wat rond en staken dan nog maar een peukie op.

Zo ging dat de hele week door. We moesten in een week tijd nog wel twee keer naar een andere locatie verhuizen. Een van de plekken waar we terechtkwamen, was niet meer dan een oude schuur. Het houten dak hing vol spinnenwebben en op de betonnen vloer kon het aardig koud zijn. Het was namelijk nog maar begin maart. Gelukkig stond er een soort kachel in de schuur. Een groot zwart apparaat dat onder het stof zat. Het heeft de sergeant wel een paar uur gekost voordat hij het geval aan de gang kreeg. De nodige diesel en natte stukken hout waren ervoor nodig. Er werd afgesproken dat degenen die nachtdienst hadden ervoor zouden zorgen dat de kachel aan bleef. Zo kwamen we de nacht door en hielden we het nog enigszins warm tijdens het slapen.

stik voorzichtig

Het grootste probleem van deze kachel bleek echter de afzuiging. Die was er niet echt. De roet en overige dampen die vrijkwamen, bleven voor het grootste deel in de schuur hangen. Toen ik die ochtend wakker werd, zat niet alleen mijn slaapzak vol zwarte schilfertjes, maar ook mijn gezicht, haar, neus en longen. Alles was zwart. Ik was niet de enige die spontaan een bloedneus kreeg toen ik eens flink mijn neus begon te snuiten. Een barstende koppijn bood zich vervolgens aan. Wat een ramp zeg. Wie was in godsnaam op het idee gekomen om een doorgeroest apparaat dat al eeuwen niet meer gebruikt was, toch weer aan te steken? En dat terwijl er geen afzuiging was! Toen de sergeant de kachel eenmaal aan had, was ik wel blij met hem. Maar nu kon ik hem wel schieten. Deze laatste dag van de oefening kwam bijzonder slecht tot zijn einde.

Rond het middaguur waren we weer terug op de kazerne, net zoals de andere groepen. Uiteraard hadden we continu in contact met elkaar gestaan en wisten we dan ook al voor een groot deel hoe het er met de meeste groepen aan toe was gegaan. Hier en daar kwam toch nog een spannend verhaal naar boven. Bij ons op de terugweg was overigens ook nog wel iets grappigs gebeurd. Toen we namelijk met zijn allen weer achterin de laadbak van de vrachtwagen zaten, vielen we zo nu en dan op bij een enkele automobilist. De leukere aandacht die we dan kregen was uiteraard van de vrouwen. Die begonnen spontaan te zwaaien en kusgebaren te maken. Niet verkeerd! Andere reacties kwamen van mannen of jongens die vaak als duo in een auto zaten. Zo waren er ook twee jongens die ons enigszins begonnen te irriteren. Op dat moment reden we op de snelweg. Na een tijdje begonnen we het toch wel behoorlijk zat te worden en besloten we er iets aan te doen. De jongens kregen de schrik van hun leven. Vanuit het niets waren er namelijk drie jongens van mijn groep die hun Uzi hadden gepakt en deze opeens op de bewuste auto richtten. De auto stond spontaan op zijn remmen om vervolgens naar links uit te wijken. Terwijl ze ons inhaalden, gingen er van hun kant nog een aantal middenvingers omhoog. Al vanaf het moment dat ze op de rem trapten, kwamen wij echter niet meer bij van het lachen. Misschien een rotstreek van ons, maar hij was behoorlijk effectief.

Nadat we onze spullen hadden uitgepakt, moesten we met het hele peloton op appèl komen. Dit was niets nieuws, en zoals gewoonlijk stonden we al een aantal minuten gereed toen uiteindelijk de kapitein verscheen. Hij viel gelijk met de deur in huis. Had hij eerder die week nog gezegd dat iedereen gewoon zou vertrekken naar Joegoslavië, ditmaal zou het allemaal anders worden. Een behoorlijk aantal jongens zou niet met het verbindingsbataljon worden uitgezonden. Hoe de vork precies in de steel zat, zou na het avondeten worden uitgelegd.

De spanning was op dat moment om te snijden. Als ik niet met deze lichting mee zou kunnen, dan kon ik de uitzending dus wel definitief op mijn buik schrijven. Voor andere jongens bleken dit soort zaken ook op te gaan. Er waren er heel veel die de uitzending tussen de bedrijven door hadden ingepland. Naast de spanning ontstond er dus ook veel frustratie. De onzekerheid hield het hele peloton in zijn greep. Vriendschappen die we de laatste drie maanden hadden opgebouwd, zouden wreed verstoord worden. Die onderlinge band ging zo ver dat we al tegen elkaar zeiden: “Als jij niet gaat, dan ga ik ook niet.” Maar aan de andere kant waren we toch blij voor degenen die in ieder geval wel konden.

Diezelfde avond kregen we definitief uitsluitsel over het lot van het peloton. Bijna de helft bleek niet te worden uitgezonden. Dat waren er erg veel. Ik hoorde daar gelukkig niet bij. Er ontstond een vreemde sfeer in de groep. We werden hoe dan ook gescheiden van elkaar. De ene helft was blij voor de andere, maar moest nu nog wel langer op de eigen uitzending wachten. Want voor onze maten die achterbleven, was wel een oplossing gevonden. Ze zouden worden opgeleid tot vrachtwagenchauffeur, iets waar velen best blij mee waren. Alleen werden ze nu een maand of anderhalf later uitgezonden. Dat was natuurlijk rot. Zeker voor degenen die deze tijd gewoon niet hadden. Diezelfde avond zijn we met zijn allen nog maar eens goed dronken geworden. Op de kazerne zelf weliswaar, want daar was een groot afscheidsfeest georganiseerd. Nog een keer werden we met zijn allen strontlazarus. Velen dronken hun verdriet weg en kotsten het er later allemaal weer uit. De kapitein voorzag de nodige problemen op het moment dat wij de kazerne zouden verlaten na de klap die we als groep net te verduren hadden gekregen. Dit was na het feest dan ook niet meer toegestaan.

de kick van je leven

Uiteindelijk konden we niets anders doen dan het lot accepteren. Door de nodige geruchten waren we op een dergelijke breuk natuurlijk toch wel voorbereid. De volgende dag kwam de kapitein weer voor zijn peloton staan. Ditmaal had hij beter nieuws.
Of er nog mensen geïnteresseerd waren in parachutespringen?! Hij bleek zelf een behoorlijke fanatiekeling te zijn en kon via zijn club een flinke korting afdwingen. Voor een paar honderd gulden mocht je zelfstandig acht sprongen maken. Het zou een dag of drie duren en hij garandeerde dat het de kick van je leven zou zijn. Daar kon ik me wel iets bij voorstellen. Het kostte me dan ook niet veel moeite om op het aanbod in te gaan. Van het hele peloton waren er uiteindelijk een mannetje of vijftien die toehapten. Het parachutespringen zou een week later plaatsvinden, van vrijdag tot en met zondag.

De rest van de dag werd besteed aan het inpakken en opruimen van onze spullen en kamers. Dit was immers de laatste dag voor ons peloton. De laatste dag dat we als groep bij elkaar zouden zijn. Degenen die werden uitgezonden, kregen zeer nauwkeurige instructies over hoe en wat in te pakken in de plunjebalen. Waar we exact zouden komen te zitten in Joegoslavië, was op dat moment nog niet bekend. Dat zouden we ter plekke te horen krijgen. Er was een beetje een gelaten stemming in de groep. Voor onze maten die niet werden uitgezonden, was het natuurlijk nog steeds een bittere pil. Zij moesten net als de rest ook hun spullen inpakken, maar werden gewoon weer naar een andere kazerne overgebracht. Nog een maandje geduld a.u.b. Veel bijzonders deden we die dag niet meer. Aan het eind van de middag namen we afscheid van elkaar. De meeste jongens zou ik vanaf dat moment niet meer zien. We wensten iedereen het beste en veel sterkte. Uiteraard ging dat er erg cool aan toe.

De groep was nu officieel vrij en zo zat ook ik alweer een paar dagen thuis. Tijd om even met wat vrienden te gaan stappen en om mijn ex nog maar eens op te zoeken. Het ging er met een soort van warme afstandelijkheid aan toe. We wilden wel, maar mochten niet. We beloofden elkaar er in ieder geval te zijn op het moment dat ik terug zou keren uit Joegoslavië. Daarna zouden we wel weer verder zien.

Het was inmiddels alweer een week later en dus gingen we parachutespringen. Ik had er zin in. Ergens was ik ook wel een beetje nerveus, maar het zou ongezond zijn als dat niet zo was. Op Teuge kwamen we met zijn allen bij elkaar. Na een paar dagen verlof en vlak voor onze uitzending hadden we weer voldoende gespreksstof. Maar de meesten hadden het toch vooral over het springen. De kapitein kwam zelf ook nog even kijken en gaf ons de nodige instructies. De belangrijkste was toch wel dat we de avond voor het springen niet mochten drinken. Elk biertje dat je op had, zou hoog in de lucht drie keer zo hard aankomen.

parachutespringen

Nadat we onze intrek hadden genomen in de slaapzaal met stapelbedden, kregen we al direct de eerste theorielessen. Echt moeilijk was parachutespringen niet. Je springt uit het vliegtuig, maakt je rug helemaal hol en telt hardop tot drie. Na de derde tel ontvouwt zich automatisch de parachute. Deze techniek heet static-line springen. Je zit met een lange lijn aan het vliegtuig vast, en op het moment dat het touw helemaal strak staat, trekt het aan het koord van je parachute. Je hoeft daar zelf niet over na te denken.

Tijdens je val moet je proberen het vliegtuig na te kijken. Hierdoor kom je in een perfecte horizontale positie te hangen. Zodra de parachute zich boven je hoofd ontvouwt, kijk je of alle luchtkamers goed gevuld zijn. Over de gehele breedte van de parachute zitten deze luchtkamers naast elkaar. Om er zeker van te zijn dat alle luchtkamers gevuld zijn, trek je twee keer aan de koorden waarmee je de parachute bestuurt. Nadat je dat gedaan hebt, trek je het linkerkoord helemaal naar beneden. Hierdoor kom je tegen de wind in te vliegen. Eindelijk heb je dan de gelegenheid om eens rustig om je heen te kijken en jezelf te oriënteren op de omgeving. Het afdalen doe je door steeds achtjes (8) te vliegen. Dat gevoel van vliegen is het mooiste wat er is. Je bepaalt zelf helemaal hoe hard je naar beneden gaat of juist hoe rustig. Je lichaamsgewicht heeft hier overigens ook wel een grote invloed op. Ondertussen moet je goed je hoogtemeter in de gaten houden. Zodra je op 250 voet bent aangekomen, trek je het linkerkoord weer helemaal naar beneden. Ditmaal vlieg je met de wind mee, recht op het doel af waar je uiteindelijk wilt landen. Dit is nog even een spannend moment, omdat op Teuge het doel zich tussen de nodige weilanden met prikkeldraad bevindt. Zodra je een meter of twee boven de grond bent, trek je allebei de koorden in één ruk naar beneden. De parachute komt dan opeens tegen de wind in te hangen, en hierdoor hang je heel even stil. Een zachte landing is hierdoor gegarandeerd, wanneer je nu alleen nog even je knieën goed buigt. Een kind kan de was doen.

Tijdens de theorielessen kregen we ook uitgebreid uitgelegd wat we moesten doen wanneer er iets fout ging. We oefenden daar op de grond goed op, maar gelukkig hoefde niemand van ons echt een noodgreep toe te passen. Inmiddels hadden we allemaal al vier sprongen gemaakt, en de volgende sprong zou ervoor zorgen dat we een soort A-brevet behaalden. Met dit brevet was je in de gelegenheid om op elk paracentrum een static-line sprong te maken. Je kon dan bij lekker weer gewoon naar binnen stappen en opnieuw een sprong wagen. Bovendien mocht je als militair een zogenaamde ‘Wing’ op je pak dragen. Hierdoor kon je aan iedereen laten zien dat je de bewuste sprongen had gemaakt.

De eerste dag en de ochtend van de tweede dag hadden we zo onze theorielessen gekregen. Op de middag van deze tweede dag was het weer te slecht om te springen, en moesten we dus wachten tot de derde dag. Die dag was het mooi weer en zouden we moeten proberen om al gelijk vijf sprongen te maken. We slaagden erin om met zijn allen in ieder geval vier keer naar beneden te springen. De eerste keer was het spannendst. Ik had namelijk nog nooit in een vliegtuig gezeten, en ik had er dan ook geen flauw idee van hoe ik alleen dat al zou vinden. Echt vliegen kon je het overigens niet noemen, want de gammele kisten stuiterden over de startbaan en met de deur die continu open stond leek het wel alsof je elk moment uit het vliegtuigje gezogen kon worden. Comfortabel was het dus zeker niet. Bovendien was het erg koud.

keuzestress

We waren zo ongeveer de eersten die in het nieuwe seizoen gingen springen. Het was dan ook maar de vraag of het weer de hele dag goed zou blijven. Maar die vijfde sprong moest nog wel mogelijk zijn. Toen kwam er echter een jongen naar me toe. Hij hoorde ook bij ons peloton, maar ik kende hem niet goed. Zijn maatje had zich tijdens de laatste sprong geblesseerd en wilde naar het ziekenhuis toe. Of het mogelijk was dat ze mijn auto daarvoor konden lenen. Om nou gelijk met dat plan in te stemmen … daarvoor kende ik deze jongens eigenlijk niet goed genoeg. En zo stond ik daar opeens voor een geweldig dilemma. Zou ik ze mijn auto toevertrouwen zodat ik mijn vijfde sprong gewoon kon maken, of moest ik toch zelf maar even naar het ziekenhuis rijden? Weliswaar kon ik die vijfde sprong altijd nog maken als ik dat zou willen, maar ik wist niet of dat er ooit nog van ging komen. Het was nu of nooit. Ik besloot uiteindelijk om toch maar naar het ziekenhuis te rijden. De jongen zijn arm bleek gebroken. Hij was op miraculeuze wijze met zijn arm in het touw terechtgekomen dat hem met het vliegtuig verbindt. Nadat zijn arm in het gips was gezet, zijn we als een speer terug naar het paracentrum gereden. Diezelfde dag stegen er geen vliegtuigen meer op. De laatste ging net voor mijn neus de lucht in, en mijn vijfde sprong heb ik nooit meer gemaakt.

De dagen daarna was het tijd om afscheid te nemen. Veel tijd bracht ik met mijn familie en vrienden door. Mijn ex kwam nog eenmaal langs. Ik gaf haar het adres waar ze de voor mij bestemde post naartoe kon sturen, en daarna wenste ze mij veel geluk. Met mijn familie ging ik de dag voor mijn uitzending weer naar Ossendrecht. Daar was een speciale ‘familie-afscheidsdag’ georganiseerd. Het was namelijk niet de bedoeling dat complete families op Schiphol zouden staan op het moment dat we zouden vertrekken. Dat zou wel eens te emotioneel kunnen worden. Op deze familiedag kon iedereen nog wat vragen stellen en kregen we een preek van een dominee of pastoor. Iemand die speciaal voor mij ook opeens opdook, was de majoor.

Hij had uitgezocht wanneer deze dag gehouden werd en wilde daar per se bij zijn. Samen met mijn ouders en zusje hebben we toen de hele middag een beetje rondgehangen en veel zitten praten. Voor de laatste keer kwamen de verhalen van de majoor naar boven. Voor mijn ouders was dit een grote steun, althans, het zorgde voor meer begrip. Na een laatste gezamenlijk kopje koffie en het tonen van de slaapzaal was het afscheid daar. Ik liep met mijn familie naar hun auto en zwaaide ze uit. Toen alle families weg waren, kregen wij onze laatste instructies. Na nog een paar biertjes gepakt te hebben, gingen we slapen.