Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Tijdens de opleiding hadden ze ons er regelmatig op gewezen dat we altijd op onze beslissing konden terugkomen. Wanneer je dus toch niet uitgezonden zou willen worden, was dat gewoon mogelijk. Na vandaag zou dat anders liggen. Dit was de dag waarop we naar het vliegveld zouden vertrekken om vervolgens twee uur later te landen in Zagreb.

De laatste ochtend op de kazerne in Ossendrecht verliep volgens een strak schema. Eerst ontbijten, daarna een laatste kamerinspectie en met het peloton op appèl. De touringcars die voor ons klaarstonden, leken te wachten op een klas die op schoolreis zou gaan. In de bus zelf hing ook een stemming die erg veel weg had van de tijd dat we met zijn allen naar de Efteling gingen. Aan de ene kant waren we erg opgewonden en ergens toch ook wel nerveus. Ik had zelf een soort van gelaten stemming over me heen. Buiten was het een typische Hollandse ochtend. Over de weilanden hing een vochtige sluier. De zon probeerde zich te laten zien en voerde een gevecht met de wolken. Zo trok het landschap voorlopig voor de laatste keer aan me voorbij. Ik nam het niet echt in me op. Ergens zat ik in gedachten meer de afgelopen paar maanden nog eens te herleven. Er was veel veranderd.

Op Schiphol verliep alles soepel. We belden nog wat achtergebleven maten uit hun bed, waarschijnlijk om zo toch te laten merken dat we aan hen dachten. Uiteraard hadden we gehoopt hier met zijn allen te kunnen staan, maar het was nou eenmaal anders gelopen. Vanaf nu zouden we alleen nog per post contact hebben.

Aangezien we met Martinair vlogen, hadden we verder geen vertraging opgelopen. Het hele vliegtuig zat vol militairen en enkele bloedmooie stewardessen. Hierdoor vlogen de twee uren werkelijk voorbij. De stemming die we in de bus al te pakken hadden, zette zich tot in Zagreb voort. Eenmaal geland kwam daar verandering in.

spierwit

Aan het eind van de vliegtuigtrap stond al direct een spierwitte Mercedes met de bekende letters UN. De opleiding leek hiermee definitief aan zijn einde te zijn gekomen. Zo ook het schoolreisje. Toch namen we de situatie nog niet al te serieus. We waren nu meer op een excursie beland die ons in een openluchtmuseum leek te brengen. Nadat we onze plunjebalen hadden gedumpt in een gebouw met wat slaapzalen, werden we wegwijs gemaakt over het hele terrein waar we ons bevonden: Kamp Pleso. Op dat moment liepen we nog steeds met de vraag waar we nou uiteindelijk geplaatst zouden worden. Het was voor niemand duidelijk.

Ik kan me niet herinneren dat ik erg geïnteresseerd was in de rondleiding. Weliswaar viel ik van de ene in de andere verbazing. De hele situatie had ik namelijk anders ingeschat. In alle lessen die we hadden gekregen, was nooit gezegd dat in een groot deel van het land niets van de oorlog te merken was. De hele oorlogssituatie was in mijn beleving totaal anders geweest. In mijn gedachten werd in het hele land continu geschoten en zou alles in puin liggen.

Het feit dat hier in Zagreb iedereen er ontspannen en vaak zelfs in burgerkleding rondliep, was ergens al een soort shock. Dat er dan ook nog een door de Nederlanders gebouwde Dutchbar was en bovendien een Burger King, maakte toch wel dat ik aan mijn eigen verstand begon te twijfelen. Hoe erg was deze oorlog nou helemaal?

De volgende dag begon het echte werk. Tijdens het appèl kregen we eindelijk te horen waar we geplaatst werden. Na deze bekendmaking moesten we ons verzamelen bij de groep waaronder we vielen. Door de VN was heel Joegoslavië namelijk in sectoren ingedeeld, en ik was terechtgekomen in sector South. Enkele van mijn maten zouden op het hoofdkwartier in Knin gaan werken, en ik kwam zelf in Korenica terecht. Ik had werkelijk geen idee waar dat ergens lag. De tijd zou het leren.

voor het eerst onderweg

Na een kort maar heftig afscheid van iedereen gingen we met onze groep weer een bus in. Dit keer zat de bus nog niet voor de helft vol. Deze bus zou ons naar de uiteindelijke plek van bestemming brengen. Al onze spullen hadden we onder in de bagageruimte gepropt. Per persoon hadden we twee plunjebalen, een scherfvest en een Uzi. Deze laatste twee had ik voor de zekerheid naast me in de bus liggen. Niet wetende wat me te wachten stond, had ik er maar voor gezorgd dat zowel mijn scherfvest als mijn Uzi voor het grijpen lagen. Als het nodig was, zou ik beide zeker gebruiken.

Voor het eerst trokken we nu daadwerkelijk Joegoslavië door. Vanuit de basis in Zagreb gingen we de snelweg op. Het viel me voornamelijk op hoe normaal het er allemaal uitzag. Ik was dan wel in een ander land, maar de mensen gedroegen zich net zoals in Nederland. Ze leken gewoon met hun dagelijkse dingen bezig: mensen die naar hun werk gingen, op de bus stonden te wachten, of met een boodschappentas in de hand een praatje met iemand maakten. Niets wees erop dat ik me hier in een levensbedreigende situatie bevond. Vrij ontspannen zat ik dan ook in de bus. Op zich vond ik het al opmerkelijk dat we gewoon met een ordinaire bus naar het kamp werden gereden. Een kogel zou immers makkelijk naar binnen kunnen komen. En op de basis in Zagreb stonden toch voldoende pantservoertuigen om ons eventueel in te vervoeren. Opnieuw: had ik het me dan allemaal zoveel erger voorgesteld dan nodig was?

We zaten al een half uur in de bus, en echt veel bijzonders was er niet gebeurd. Ik had net zo goed op vakantie in Griekenland kunnen zijn. Het land was niet zo economisch welvarend als Nederland, maar de mensen hadden het niet slecht. Dat was mijn eerste indruk. Toen kwamen we bij Karlovac. Hier werden we dringend verzocht om geen fototoestellen open en bloot te laten rondslingeren. We waren nu op de grens van Kroatië en de Krajina terechtgekomen. Voordat we in dit door de Serviërs bezette deel naar binnen zouden rijden, moesten we nog door een checkpoint. Het zou de eerste keer worden. Eerst bevond zich daar het Kroatische checkpoint. Zwaarbewapende militairen controleerden de bus met weinig belangstelling. Daarna konden we doorrijden. Het dorp waar we nu doorheen kwamen was compleet verwoest. De huizen waren ingestort, kapotgeschoten of afgebrand. De bomen waren afgebladerd, en het onkruid groeide hoog tegen de dode restanten op. Hier was het dan. Dit was oorlogsgebied, en de opleiding zou vanaf nu zijn vruchten moeten gaan afwerpen. Had ik ooit getwijfeld of ik dit inderdaad wel wilde? Op dit moment was er geen weg meer terug. In de bus was het muisstil. Dit was zeker geen schoolreisje meer.

Na tweehonderd meter kwamen we bij het roadblock van de VN. Deze hadden zich precies tussen de twee strijdende partijen in genesteld om van daaruit de boel rustig te houden. Toch zaten ook hier de nodige kogelgaten in de zandzakken waarmee het roadblock was gebouwd. Hierachter konden de soldaten bescherming zoeken en eventueel terugschieten. Een grote blauwe vlag wapperde boven hun hoofden. De vlag moet er al een tijdje hebben gehangen; hij kenmerkte het roadblock in ieder geval door de vele rafels die eraan zaten. Nog maar de helft was er van over. Door de VN’ers werden we overigens niet gecontroleerd.

Het volgende checkpoint was dat van de Serviërs. Hier moesten we stoppen. Een militair kwam de bus binnen. Een grauwe blik bestudeerde de inhoud van de bus nauwkeurig. Vergeleken met deze man waren wij een soort koorknaapjes. Onze pakken waren keurig gewassen en nog maar weinig gedragen. Het pak dat deze man aanhad leek inmiddels aan zijn derde leven begonnen, een tweedehandsje. De militair maakte een paar opmerkingen naar de buschauffeur en verliet toen de bus weer. Terwijl hij buiten naast de bus bleef staan, reden we hem rustig voorbij. Vanaf dat moment bevonden wij ons in zijn gebied. Hier was zijn partij de baas.

nieuwe realiteit

Inmiddels was het gedaan met het ‘normale’ leven zoals dat zich in Zagreb nog aan mij voorbijtrok. Je zag bijna niemand meer op straat lopen, fietsen of rijden. Af en toe stond er iemand bij een, voor het oog, verlaten huis. Veel woningen zagen eruit alsof ze elk moment konden instorten. Sprakeloos reden we eraan voorbij. Soms kon een van ons zich niet inhouden en begon van verbijstering spontaan te vloeken. Hoe konden mensen dit elkaar aandoen? Wat een ellende moest zich hier hebben afgespeeld. Zonder te weten wat er ooit precies gebeurd was, kon je je toch een voorstelling maken van de situatie. Het liet gewoon niet veel te raden over. Na een tijdje begon een maatje van me als eerste af en toe een foto te maken. Wij zaten bijna helemaal achterin, en er was niemand die het in de gaten had. Zodoende deed ik hetzelfde. Zo onopvallend mogelijk uiteraard, want ik was bang genoeg dat ik met mijn leven speelde. Dat voelde ik bij elke foto die ik nam. Meestal nam ik maar niet de moeite om door de lens te kijken.

Uiteindelijk kwam ik na een uur of twee rijden bij mijn kamp aan. De bewaking van het kamp zag er goed georganiseerd uit. Hier kwam je niet zomaar naar binnen. Overal lagen de inmiddels bekende witte zandzakken op elkaar gestapeld. Mijn eerste indruk was positief. De Nederlandse jongens die er al een tijdje zaten stonden ons al bij de poort op te wachten. Na een korte eerste kennismaking en het uitladen van de spullen ging de bus met mijn maten weer verder. Voorlopig zou ik ze niet meer zien. Vanaf nu was ik opgezadeld met de sergeant die ik ook al had getroffen tijdens de laatste veldoefening: de kluns van de kachel. Hij die ervoor zorgde dat mijn longen vol roet zaten. Dat had ik dus weer. Verder een jongen van mijn lichting die ik helemaal niet kende. In het burgerleven was hij een soort boswachter of zo. Dit zei hij in ieder geval ’s avonds, toen we ons verder aan elkaar gingen voorstellen. Onder het genot van een biertje kwam de stemming er al vrij snel goed in te zitten. De overige jongens waren vrij nuchter en relaxed. Degene die over deze groep de leiding had was minder relaxed. Hij was behoorlijk gespannen en dronk zichzelf de nodige moed in. Pas vanaf vijf uur mocht er gedronken worden. Dat was de regel.

weinig regels

Veel regels waren er niet, maar er was wel veel geregeld, in de zin van georganiseerd. De hele situatie viel me dan ook 200% mee. Zo was het communicatiecentrum ingericht in een vakantiebungalow. Deze bungalow maakte deel uit van een compleet park. De Verenigde Naties hadden dit park in bruikleen van de eigenaar, die iets verderop in het dorp woonde. In de bungalow sliepen we ook met een stel. Enkele anderen sliepen in prefabs, van die wooncontainers. Daarnaast waren we van alle gemakken voorzien. Er was een wasmachine en een wasdroger, een magnetron, een fornuis, een tv met satellietverbinding (FilmNet), een koelkast met permanent koud bier en een oude videorecorder. We waren van alle gemakken voorzien.

Onze Nederlandse groep bestond uit acht man. Als verbindingsgroep waren wij verantwoordelijk voor alle communicatie tussen het Tsjechische bataljon en de overige bataljons. Het voordeel voor ons was voornamelijk dat bij alle overige bataljons ook Nederlanders de verbindingen verzorgden. Hierdoor liep alles gesmeerd. Binnen de diverse sectoren waarin Joegoslavië door de VN was verdeeld, waren verschillende landen met hun bataljon verantwoordelijk voor de veiligheid binnen een bepaalde regio. Zo ook het Tsjechische bataljon waar wij bij waren geplaatst. Op het bungalowpark liepen dan ook vooral Tsjechen rond en een enkele Schot en Ier. Deze laatste twee waren burgers die als een soort klusjesmannen overal binnen het bataljon werden ingezet. Het waren ‘gewone’ burgers die door de VN waren ingehuurd. Dit bleek wel vaker te gebeuren. In mijn ogen moest je wel stapelgek zijn om daar aan te beginnen, want je had totaal geen bescherming op wat voor manier dan ook. Ze mochten geen militaire kleding dragen en al helemaal geen wapens bezitten.

De eerste paar dagen waren wel even wennen. Gelukkig werden we goed wegwijs gemaakt en leerden we de nodige mensen kennen. Zo was er een Servische jongen die voor ons bataljon als tolk werkte. Als er besprekingen waren tussen de VN en de lokale bevolking of overheid, dan maakte deze jongen zich dus nuttig. De Joegoslavische taal was namelijk nogal moeilijk te leren, zo leek het. Daarnaast hadden we als Nederlandse groep een Servische werkster voor twee dagen per week ingehuurd. Zij zorgde ervoor dat onze bungalow mooi schoon bleef en dat ons beddengoed eens per week gewassen werd.
Dit kostte ons iets van 50 Duitse Marken per maand. Dat lijkt niet veel, en dat is het natuurlijk ook niet, maar voor haar betekende het wel veel. Met het geld kon ze weer extra spullen op de zwarte markt kopen. Bovendien kreeg ze van ons ook altijd wel wat extra: blokken zeep, kaas en complete noodrantsoenen. Dit betekende vaak nog meer voor haar dan die 50 DM. En zo hadden de Nederlanders het dus helemaal voor elkaar bij dit bataljon.

Eten deden we samen met de Tsjechen in de kantine. Deze bevond zich in het oude restaurant van het park. In de keuken stond een Tsjechische kok. Zijn specialiteit leek vooral iets van kip met rijst te zijn. Daaroverheen kreeg je dan vaak een zwaar gebonden saus met wat te lang gekookte groenten. Dit was wel even wennen. Soms kregen we in plaats van kip ook wel wat droog gebakken vlees met aardappelen, waar dan weer geen saus overheen kwam. Hierdoor was het voorgeschotelde eten eerder erg droog voer wat je naar binnen zat te kauwen. En zo was er altijd wel wat met het eten.
Echt klagen deden we niet, want na verloop van tijd wist je gewoon niet beter. Bovendien waren we niet verplicht om daar te gaan eten. We konden ook nog altijd zelf koken. Ergens in een verlaten opslagruimte in onze bungalow stonden namelijk zo’n honderd noodrantsoenen. Het mooie was zelfs dat het niet langer alleen maar de Nederlandse noodrantsoenen waren. In de loop der tijd hadden de Nederlandse jongens van de lichtingen voor ons deze rantsoenen al geruild met militairen van andere landen. Zo hadden we een Duitse, Amerikaanse, Tsjechische en Nederlandse variant. In de Duitse versie zaten worsten en chocola, in de Amerikaanse zaten hamburgers en in de Tsjechische zaten een soort mueslirepen. Hierdoor hadden we keuze genoeg. Normaal gesproken zou je natuurlijk niet zo snel zomaar de noodrantsoenen aanbreken, maar aangezien ons verblijf als groep daar toch nog maar tijdelijk zou zijn, konden we dat best doen. Binnen twee maanden zouden wij ons commcen namelijk overdragen aan de Tsjechen. Vanaf dat moment was het de bedoeling dat alle bataljons zelf hun verbindingen zouden regelen en dat de Nederlanders in dat opzicht overbodig werden. Dit was de reden waarom onze lichting niet langer in zijn geheel meer kon worden uitgezonden. Het Nederlandse verbindingsbataljon in Joegoslavië werd simpelweg opgeheven.

Zoutloos koken

Naast het eten uit de noodrantsoenen hadden we de mogelijkheid om via de Tsjechische kok ook nog wat eten voor onszelf te bestellen. Via een bestellijst regelde hij namelijk eens per week het eten waarvan hij dacht dat het nodig was. Op de bestellijst gaven wij aan wat wij voor onze bungalow wilden hebben. Hierdoor hadden we complete zakken aardappelen, Franse kaas, grote potten augurken, uien, eieren en voldoende brood om een weeshuis te voeden. Bijna niemand van ons lustte de Franse kaas, en dus kon ik in mijn eentje elke week een complete Gorgonzola van drie kilo wegwerken. De gebakken aardappelen en eieren vonden ook gretig aftrek, en zo hoorde je ons verder niet klagen. Het enige wat ons ontbrak, was zout. Dit leek echt nergens te verkrijgen, totdat een van ons plotseling in een verlaten kastje een zak van een paar kilo vond. Het spul stond er al een tijdje, want het begon flink te klonteren. Hoe dan ook, het gaf in ieder geval de nodige smaak aan het eten. En dat was het belangrijkste. Maar het bleef een beetje vreemd spul. Ik kon er alleen niet goed mijn vinger op leggen wat er precies mee aan de hand was.

De uitkomst kwam van een stel Nederlandse marechaussees die in Zagreb waren gelegerd. Zo nu en dan kwamen zij hun rondje door de sector maken en deden dan maar wat graag ons kamp aan. Vlakbij ons kamp waren namelijk de Plitvice-meren. Dit is het nationaal park van Joegoslavië en behoorde op dat moment dus ook tot de Krajina. Met de nodige watervallen en waterpartijen was het er fantastisch om een paar uur rond te hangen. Je werd er helemaal ontspannen van. Dit nationaal park had een grote aantrekkingskracht op veel van onze Nederlandse collega’s. Zodra ze bij ons in de buurt waren, vroegen ze altijd weer om een rondleiding. Meestal gingen we daar dan met twee wagens naartoe. Het vervelende was wel dat er altijd iemand bij de auto’s moest blijven. Nooit zouden we ze onbeheerd achterlaten. Het gebeurde maar één keer dat ik daar moest blijven staan, maar ik kan niet zeggen dat ik daar zo opgewonden van werd. Met mijn Uzi in de hand hield ik de wacht. Elke auto die voorbij kwam, werd met argusogen bekeken en vooral weggekeken. Ik was opgelucht zodra de groep weer terugkwam. Zij waren weer helemaal ontspannen, en vanaf dat moment kon ik ook weer relaxen. Eenmaal met zijn allen terug in de bungalow gaf de marechaussee opheldering over het zout dat wij gebruikten. Het bleek badzout te zijn, vooral bedoeld om je voeten mee te reinigen. Vanaf dat moment ben ik maar zoutloos gaan eten.

Het werk in de commcen was natuurlijk de hoofdtaak van onze aanwezigheid in het bungalowpark. Dit ging dan ook 24 uur per dag door. De uitstapjes vonden plaats zodra je niet hoefde te werken. Het werk was alleen niet erg spannend, maar wel intensief. Vooral in het begin breek je je hoofd over het begrijpen van de boodschappen die binnenkomen en aan de telefoontjes die je ontvangt. Het Engels dat door velen gesproken werd, is namelijk behoorlijk slecht. Zeker een Fransoos is niet echt een kei op dat gebied, en zo zijn er nog meer landen te noemen. Als je er dus niet in slaagde om een bericht, om wat voor reden dan ook, door te faxen naar de andere bestemming, dan moest je gaan bellen. Vaak kregen we iemand echt niet duidelijk gemaakt wat er aan de hand was. Het probleem bleef dan onopgelost. Het ergste was altijd weer de problemen van de vorige shift wegwerken. Vooral de nachtdienst leek daar altijd mee te beginnen. Niet dat je voorganger er iets aan kon doen, althans daar ging je maar van uit, maar sommige berichten moesten voor een bepaalde tijd ergens binnen zijn. De nachtdienst bestond overigens vooral uit het wegwerken van deze probleemgevallen en het staren naar de tv. Echt veel gebeurde er verder niet. Vandaar dat Filmnet zeker geen overbodige luxe was. Elke nachtdienst was steeds weer een gevecht tegen de slaap.

liters sterke drank

Aangezien de situatie zo rustig was dat je niet kon spreken van enige bedreiging in welke vorm dan ook, maakten we nogal wat uitstapjes. Zo reden we minimaal twee keer per week naar Zagreb. We reden dan met zijn tweeën, en je kreeg dan altijd een complete bestellijst van iedereen mee. Op de basis in Zagreb viel namelijk alles te regelen. Ten eerste moest je hier een voorschot op je loon aanvragen om in het bezit van geld te komen. Daarnaast moest de post naar Nederland hier altijd worden weggebracht en opgehaald. Ook de krant van een week oud kon je hier ophalen. Maar het belangrijkste waren de sigaretten en drank. Met een speciale ID-kaart kon je in de Amerikaanse winkel taxfree tot een bepaalde limiet elke week weer een voorraad inslaan. Dit maximum lag overigens erg hoog. Mocht je er ooit in slagen om dat daadwerkelijk in een week te nuttigen, dan was het snel gedaan met je. Toch kochten we elke keer weer voor het hoogst toelaatbare. Alle flessen drank werden eenmaal terug in de bungalow op zorgvuldige wijze ingepakt en vervolgens met liters tegelijk naar Nederland gestuurd. Dit gebeurde allemaal op kosten van het Nederlandse leger. Toen ik uiteindelijk terug in Nederland keerde, had ik zo’n twintigtal flessen sterke drank voor mezelf gereserveerd en mijn familie ook goed voorzien. Naast de alcohol waren het toch ook de hamburgers en patat van de Burger King die we weer terug naar het park moesten meebrengen. Tijdens een rit van twee uur blijft dat natuurlijk nooit warm, maar daar gaf niemand wat om. Een paar seconden in de magnetron deden wonderen. Vergeleken met het eten in het ‘restaurant’ was het eten van de Burger King een goddelijke variant.

Eenmaal begon het op de terugweg van Zagreb zo hard te regenen dat de ruitenwissers van ons Volkswagen-busje het gewoon niet meer trokken. Het was al niet zo’n best busje, maar dit was toch wel erg klote. Wilde je schakelen, dan hoefde je niet eens de koppeling in te trappen. Gewoon van zijn één naar zijn twee trekken ging prima. Maar hoe moesten we dat met die ruitenwissers nou eens aanpakken? De oplossing werd na enige tijd gevonden. De jongen waarmee ik in de auto zat stelde voor om allebei onze veters uit de kisten te halen. Hij bond zijn veters aan elkaar, en ik de mijne. Vervolgens bond hij de ruitenwisser aan zijn kant aan het uiteinde van de veters vast, en ik deed dat aan mijn kant. Het andere uiteinde van de veters staken we naar binnen. Zo stonden we allebei in contact met een ruitenwisser. Door om de beurt een ruk aan onze veters te geven slaagden we erin om de ruitenwissers op en neer te laten gaan. Twee uur lang hebben we op deze manier door de stortregen de weg terug naar het kamp afgelegd. Nog nooit eerder was de reis zo moeizaam verlopen.

Naast deze uitstapjes gingen we af en toe ook op bezoek bij onze Nederlandse collega’s van de andere bataljons. Meestal was je daar dan wel weer een dag zoet mee. Bij elk bataljon bleek steeds weer dat de Nederlanders het goed voor elkaar hadden. Ze hadden praktisch altijd de beste slaapplaatsen, een eigen bar, maar vooral de beste salarissen. Zo verdiende ik bijvoorbeeld net zoveel als een majoor uit het Tsjechische leger en zelfs meer dan een Franse soldaat die het onschadelijk maken van landmijnen als taak had.

bezoek aan vrienden

De jongens van HQ Sector North zaten helemaal in een luxe situatie. Zij hadden zelfs een zwembad. De Nederlanders leken gewoon een soort voorkeursbehandeling te krijgen in vergelijking met de rest. Je hoorde dan ook niemand klagen over de onderkomens. Hooguit de jongens die bij de Russen waren gelegerd. Het verhaal ging namelijk dat zij het eten, dat door de Russische kok was klaargemaakt, niet naar binnen mochten werken. Er zouden namelijk spierversterkende middelen in dat eten zitten. Of het waar is, weet ik nog steeds niet, maar het gerucht kwam uit betrouwbare hoek.

De taak van ons groepje was ook om eens in de zoveel tijd bij de verschillende bataljons de securitycode in de faxen te veranderen. Hierdoor konden we faxen naar elkaar sturen zonder dat deze bij eventuele onderschepping gelezen konden worden. Enkele partijen wilden namelijk maar wat graag weten wat wij elkaar te melden hadden. In een soort speciale codetaal werd een bericht naar elkaar toegezonden en automatisch door de ontvangende fax vertaald.

Samen met de jongen van de ruitenwisseraffaire moesten we dat op een gegeven moment doen. Aangezien zijn diensttijd er bijna op zat, wilde hij met zijn videocamera nog een aantal shots maken van de omgeving. Terwijl ik achter het stuur zat, was hij de boel zo nu en dan aan het filmen. Op zich kon dat makkelijk, want we kwamen toch bijna nooit iemand tegen. Bij eventuele checkpoints moesten we wel uitkijken en ging de camera dan ook op tijd in een tas onder de passagiersstoel. We waren vanzelfsprekend wel voorzichtig. Die jongen wilde in geen geval zijn camera kwijtraken. Toen we van HQ Sector North vertrokken, besloten we om van rol te wisselen. Hij zou gaan rijden en ik filmen. Na een korte uitleg over hoe de camera werkte, gingen we aan de slag. Vlak bij het zojuist verlaten hoofdkwartier liet ik de camera al volop lopen. We kwamen namelijk door een dorpje dat tot de grond toe was verwoest. Eigenlijk was het een lange weg met aan beide kanten rijen woningen. Alle huizen en alles wat er ooit groeide, was kapot. Het was er zo dood en verlaten dat je zelfs geen vogeltje hoorde fluiten. Niets of niemand wilde hier nog rondhangen. Voor mij dus volop gelegenheid om de situatie te filmen. Op ons gemak reden we over de weg en vrij opzichtig was ik met de camera bezig. Niets aan de hand.

Aangezien het allemaal vrij soepel verliep, besloten we om ook door Karlovac te rijden. Om daar te filmen moesten we overigens wel erg voorzichtig te werk gaan. De camera had ik op het dashboard gezet, en daarover lag weer een soort handdoek. Het filmen was zo nog net mogelijk, zonder dat iemand iets in de gaten zou hebben. Hooguit zou iemand het opmerkelijk vinden om zo’n bult op het dashboard te zien. Toen we dichter bij het eerste roadblock kwamen, besloot ik toch maar om de camera op schoot te houden, onder de handdoek uiteraard. Onze identiteitskaarten hielden we expres goed in zicht. Hierdoor konden we gewoon doorrijden en dus weer snel wat filmen. Ik nam niet de moeite om door de lens te kijken. We zouden wel zien wat er uiteindelijk op de tape stond. Bij het tweede roadblock hoefden we helemaal niet te stoppen. Soms had je dus gewoon mazzel. Bijna altijd wilden ze namelijk toch wel even in je auto kijken of in ieder geval weten waar de reis heen ging. De reis terug naar het kamp verliep verder zonder problemen.

Eenmaal in de bungalow waren we natuurlijk erg benieuwd naar wat er precies op de film zou staan, of het überhaupt wel interessant zou zijn. Blijkbaar was het mogelijk om dat al direct te bekijken. Ik had nog nooit met zo’n camera te maken gehad en vond het allemaal echt fantastisch. Allebei waren we in een opgewonden stemming. De jongen spoelde de tape terug en toen konden we kijken. Het stond er allemaal goed op, althans wat die jongen zelf in eerste instantie had gefilmd. Vanaf het moment dat de camera in mijn handen was gekomen bleek er helemaal niets te zien. We konden het allebei niet geloven. Daarom spoelde hij nog maar wat naar voren en weer terug, maar er stond echt niets op. Blijkbaar was de spoedcursus die ik had gekregen niet duidelijk genoeg geweest. Dat was op zich wel een teleurstelling, maar we hadden in ieder geval een vrij spannend moment beleefd en daar konden we dan weer wel om lachen.

Een ander uitstapje dat ik maakte, was met de Ierse klusjesman. Volgens de officiële regels was dit niet toegestaan, maar de lompe sergeant vond het toch goed. Dat was dus weer een pluspuntje voor hem. Met z’n vieren gingen we op weg. De Ier vond dit wel prettig, want een paar dagen daarvoor was hij nog in zijn eentje onderweg geweest. Iets wat hem niet zo goed bevallen was. Toen hij namelijk bij een checkpoint arriveerde en de militairen zagen dat een burger in de witte auto zat, vertrouwden ze de situatie niet. Ondanks zijn identiteitskaart mocht hij niet verder rijden. Uit frustratie begon hij toen wat tegen te sputteren en dat zorgde ervoor dat hij in een mum van tijd een pistool tegen zijn hoofd voelde. Vanaf dat moment was hij heel rustig en na wat waarschuwingen mocht hij uiteindelijk doorrijden.

dode kip

Ditmaal had hij dus drie bewapende militairen in de auto: een Tsjechische majoor, een maatje van me en ikzelf. Altijd als we het kamp verlieten, namen we een Uzi mee. Dus dat ik bewapend in de auto zat, was niets nieuws. Dat we echter echt in de middle of nowhere terecht zouden komen, was wel nieuw. Normaal gesproken mochten we nog niet eens de verharde weg verlaten. Nu reden we over zandweggetjes met complete kuilen erin. Hierdoor alleen al begon de spanning op te lopen. Ik merkte aan mijn maatje dat hij dat ook zo voelde. We leken elkaar steeds minder te vertellen te hebben. Zo ging de reis verder. Waar we toen terechtkwamen, leek echt een of andere uithoek. Het dorpje waar we naar binnen reden, lag precies op de grens van de Krajina met Kroatië. Hier was een groepje Tsjechen continu de frontlinie aan het bewaken om vervolgens dagelijks van de situatie een verslag uit te brengen.

Terwijl we het dorpje binnenreden, stonden er bij een hek van een weiland een groepje Servische militairen een beetje te hangen. Ze waren allemaal tot de tanden toe bewapend. Het leek wel of ze zich al in geen dagen meer gewassen of geschoren hadden. Behoorlijk verwilderd stonden ze daar maar en keken ons aan alsof we de persoonlijke vijand waren. In onze auto werd geen woord gesproken. De mannen reden we vrij snel voorbij. Nadat we de mannen gepasseerd waren, kwamen we langs de boerderij waar het weiland bij hoorde. We waren nu nog een kleine kilometer van onze bestemming verwijderd. Onze Ierse chauffeur begon nog wat extra gas te geven. Op zich geen slecht idee, maar hij had zijn aandacht beter op de weg kunnen houden. Daar stak namelijk net een kip over. Deze kip maakte deel uit van een groepje van een kip of vijf. We bevonden ons nu recht tegenover de boerderij. Het was wel duidelijk wie de eigenaar van de kippen moest zijn. De Ier bleef echter gewoon doorrijden en daardoor zagen we duidelijk hoe ontzettend plat en dood de kip was geworden. Daar hoefde je geen eieren meer van te verwachten. En dat terwijl de boer hier niet veel meer leek te hebben dan zijn boerderij en de vijf kippen. We hadden hem gewoon beroofd van een stukje voedselvoorziening. Toen dat beeld door mijn hoofd schoot, moest ik van de spanning keihard lachen. Zo ook de andere Nederlandse jongen. Ik kreeg steken in mijn buik van het schateren en er leek geen einde aan te komen. Ook de anderen kregen de smaak te pakken. Voor een tijdje was het dikke pret in de auto. Helaas zou het voor korte tijd zijn.

Eenmaal op onze plek van bestemming gearriveerd, kregen we te horen dat we weer dezelfde weg terug zouden moeten afleggen. In gedachten zag ik al een woedende boer bij zijn dode kip staan. Totaal verbijsterd en ontredderd. Bovendien waren de militairen die daar bij het hek stonden allemaal getuige van het ongeluk en stonden ze uiteraard de boer te vertellen dat wij de oorzaak van dit persoonlijke drama waren. Zouden we diezelfde boerderij nog wel heelhuids kunnen passeren? Het leek ons handig om de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen. Van de Tsjechische soldaten kregen we een enorme zak met erwten en een paar kilo meel mee. Dat moesten we de boer dan maar aanbieden in ruil voor de platte kip. Samen met nog wat welgemeende excuses hoopten we dat dit ongelukje verder met een sisser zou aflopen.

Bij de boerderij aangekomen was er niemand te bekennen. Althans, niet bij de dode kip. Met de erwten en het meel in onze hand liepen we daarom maar op de boerderij af. Terwijl wij daar op dat pad liepen, kwam er een oud en verbaasd mannetje op ons aflopen. Dit was de boer. Hij begreep helemaal niets van de situatie. “Zoveel moeite voor een dode kip. Ik heb er meer dan genoeg,” zei hij. Toch bedankte hij vriendelijk voor de offers die wij bij ons hadden. Nu kon hij zijn buik volvreten, terwijl die Tsjechische soldaten even verderop het de komende tijd zuinig aan zouden moeten doen. Maar goed, het was ook niet voor niets een oorlogssituatie waarin we ons bevonden. Dan gaat niemand zijn leven over rozen.

dubbel gedumpt

Terug in het kamp moest het voorval uiteraard direct aan iedereen verteld worden. Terwijl we dat deden, liep ik ook door de binnengekomen post heen. Altijd weer een welkome onderbreking van de dag. Hé, er zat ook een brief van mijn ex bij. Vrij uitvoerig legde ze uit dat het haar toch beter leek om elkaar vrij te laten en dus van onze afspraak af te wijken. De deal om op elkaar te wachten totdat ik definitief terug zou zijn, was hiermee in één klap van de baan. Mooi was dat. Had ik net een bloedstollend avontuur beleefd dat gelukkig goed afliep, en dan krijg je dit er nog een keer bovenop. Voor mijn part kon ze lekker doodvallen. Wat een trut. Hoe kon je het weinige vertrouwen dat ik haar weer had gegeven zo beschamen? Had ik eerst al een keer een schop van haar gekregen, ditmaal kreeg ik nog een trap na. Hoe dom kon ik zijn. Dit zou me in mijn hele leven nooit meer gebeuren.

Diezelfde avond hadden we een feest ergens buiten het kamp. Zo nu en dan bleek dat voor te komen. Voor mij een grote verrassing, want hiermee bleek toch wel duidelijk dat wij een beetje overmoedig werden of dat de zogenaamde oorlogssituatie echt niet zo extreem was als menigeen mij had proberen wijs te maken. Ik vertrouwde maar op het laatste.

Het feest werd georganiseerd door enkele lui van Civpol. Zij hadden geen kamp zoals wij, maar een eigen woning. Hierin werkten en sliepen ze. Ik vond het aardig gek dat deze woning gewoon in het dorp lag. Zouden er namelijk beschietingen plaatsvinden, dan liepen zij een erg groot risico. Er waren nergens zandzakken te bekennen en de ruiten waren ook niet afgeplakt. Maar feesten konden ze. Het waren dan ook voornamelijk Ieren die in dit huis woonden. Behalve bier was het vooral whisky wat er geschonken werd. Binnen een mum van tijd zat de stemming er zeer goed in. Ik zat ergens niet te opvallend in een hoek van de kamer. Niet dat ik daar zat te vereenzamen, maar ik zat gewoon op het uiterste puntje van een lange bank. Naast mij stond een klein tafeltje met een oranje telefoon erop. Nog voor ik het zelf goed besefte, had ik de hoorn in mijn handen en draaide het telefoonnummer van mijn ouders in Nederland. Waarschijnlijk zou de telefoon toch niet werken, want op het kamp deden de verbindingen naar het buitenland het ook bijna nooit. Dat er altijd weer een uitzondering op de regel is, bleek al gauw. Terwijl iedereen druk aan het feesten was, zat ik een uitgebreide update met mijn moeder te houden. Ik denk dat ik wel een kwartier met haar aan de telefoon zat voordat iemand vroeg wat ik eigenlijk aan het doen was. Ja, wat zou ik nou aan het doen zijn!? Ik was de lijn aan het controleren natuurlijk. Als verbindelaar doe je dat soort dingen nou eenmaal voor je vrienden. En de storing had ik verholpen. Ze konden weer gewoon naar het buitenland bellen. Zodoende waren ze me uiteindelijk nog dankbaar ook.

kater na het feest

Een ander feest was bij een local thuis. Deze jongen kende ik verder niet, maar hij scheen ook als tolk te werken. Via via waren we min of meer op zijn feest beland. Het was een kilometer of twee van ons kamp vandaan. Ver genoeg dus om in ieder geval de auto te nemen. Eenmaal op het feest was het toch wel even wennen aan de omgeving en de mensen die er rondhingen. Ik voelde me er behoorlijk ongemakkelijk. De taal die tussen onze gastheer en de meeste anderen gesproken werd, begreep ik voor geen meter, en nog steeds vond ik het maar een rare gewaarwording om onder deze omstandigheden aan het feesten te zijn. Toch leek ik daar als enige last van te hebben. Alle anderen lieten de drank rijkelijk naar binnen stromen en gingen met elkaar om alsof ze nooit iets anders gedaan hadden. Gelukkig waren er nog meer VN’ers. Samen met hen heb ik het ook maar op een drinken gezet. Waarom ook niet? Op deze manier had ik uiteindelijk toch wel een geslaagde avond. Tenminste, dat was de conclusie op het moment dat we weer naar ‘huis’ wilden gaan. Tegelijkertijd gingen enkele andere VN’ers er namelijk ook vandoor, maar die kwamen toch tot een vervelende eindconclusie. Uit hun auto’s waren alle waardevolle spullen gestolen.

Radio’s en zendapparatuur, alles was verdwenen. Een vrij opmerkelijke ontdekking en een grote domper op de avond. We verdachten gelijk de locals ervan dat ze een spelletje met ons aan het spelen waren. De situatie was op dat moment om te snijden en om de sfeer niet helemaal te verzieken, kozen we er maar voor om gewoon terug naar het kamp te gaan. Uit ons busje was overigens niets weggehaald. Dat ging ook niet echt, want de radio hadden we er al op voorhand uitgelaten. Voor de rest was ons busje het minst interessante voertuig dat zich tussen alle auto’s bevond. Toch was dit voorval voor mij een teken dat je niet voorzichtig genoeg kon blijven. Maar vooral dat je niet wist wie je kon vertrouwen. Vanaf dat moment hield ik binnen elke relatie die ik met iemand aanging een bewuste afstand.

Naast het feesten en werken, wat we uiteraard ook nog deden, waren we in deze oorlogssituatie vooral bezig met het doden van de tijd. Indien we niet hoefden te werken, konden we uitslapen. Zodra we daarmee klaar waren en het ontbijt achter de kiezen zat, gingen we douchen. Althans, op het moment dat er water was. Soms bleef dat wel eens uit en dan had je dus een probleem. Gelukkig waren er dan nog wat flessen water waarmee je je gezicht kon wassen. Het gebeurde zelden dat ook dat water op was, maar dan hadden we toch echt een probleem. Dat je jezelf eens een dag niet kan schoonhouden, is tot daar aan toe, maar je wilt toch ook je tanden kunnen poetsen. Als absolute noodoplossing werd er dan maar naar de 7-Up gegrepen. Het ergste was toch wel dat je ook niet in staat was om de wc door te spoelen. De stank die af en toe in onze toch al muffe houten bungalow hing, was om van te stikken. Alle ramen werden tegen elkaar opengezet in de hoop dat er wat frisse lucht naar binnen waaide. Het spreekt voor zich dat je op een dergelijke wc niet graag komt. We hielden alles dan ook maar zo lang mogelijk op. Het was een ramp om uiteindelijk boven die pot te moeten gaan hangen. Met de nodige lucifers probeerden we dan nog wel de stank te lijf te gaan, maar dat gaf ook maar een minimaal verschil. Genoeg alledaagse problemen dus.

de tijd doden

Om af en toe eens even niets aan je hoofd te hebben en alleen maar met jezelf bezig te zijn, kon je nog altijd lekker in de zon gaan liggen. Met een veldbedje en een handdoek was het vanaf april al goed uit te houden. De temperaturen konden toen al oplopen tot zo’n 25 graden. Aangezien ze daarvan in Nederland ook al op de hoogte waren, kregen wij als eerste lichting een speciale zomeroutfit mee. Naast twee paar normale kisten had ik dan ook nog twee paar zomerkisten, een aantal korte broeken en overhemden met korte mouwen. Een absolute uitkomst, want degene die dat niet hadden, liepen af en toe te zweten dat het niet normaal meer was.

Naast dit soort tijdsverdrijven hadden we ons op een bepaald moment ontfermd over een puppy. Hierdoor hadden we weer volop te doen. Zo moest er uiteraard een hondenhok worden gebouwd en was het nodig om af en toe eens met dat beest te gaan wandelen. Het hondenhok was in een dag gebouwd. Dat was absoluut geen probleem. Binnen een mum van tijd was er van alles geregeld om het de hond, Yougo, zo comfortabel mogelijk te maken. Dat die het ondanks alles niet wist te waarderen, viel ons zwaar tegen. Elke nacht dat hij daar buiten moest doorbrengen, was hij aan het janken. En iedere avond zeiden wij tegen elkaar dat hij er gewoon aan moest wennen. Laat dat beest maar janken, daar komt-ie heus wel overheen. Maar helaas gebeurde dat niet. Menigeen kon er zelfs niet van slapen, zoveel lawaai kwam er uit dat bekkie. Al snel sliep Yougo dan ook maar bij ons in huis en was het hele hok zodoende voor niets geweest.

Daarnaast liepen we dus om de beurt een keer met de hond het kamp rond. Ook dat bleek telkens weer een heel avontuur. Rondom het kamp lagen namelijk volop landmijnen en soortgelijk spul, waardoor je erg goed moest opletten waar die hond allemaal heenliep. Voor je het in de gaten had, liep hij namelijk in de gevarenzone. Dan was het een kwestie van óf nog heel snel proberen hem naar je toe te lokken óf met gevaar voor eigen leven die hond tussen de mijnen vandaan te trekken. Het ging wonderwel heel lang goed. Toch kon het noodlot niet uitblijven. Al een paar keer eerder was hij uit de bungalow ontsnapt. Maar tot dan toe hadden we hem altijd teruggevonden of was hij zelf weer binnen komen lopen. Op een bepaald moment was het weer raak. Niemand had enig idee waar het beestje kon zijn en na een uitgebreide zoektocht en een paar dagen wachten, gaven we de hoop maar op. Waarschijnlijk was hij op een mijn gelopen of door een Tsjech mee naar een observatiepost genomen. Laten we hopen dat het laatste het geval is, want dan heeft er iemand anders nog lol aan beleefd en is het leven van Yougo gespaard gebleven. Overigens was niemand van ons bereid om die hond mee naar huis te nemen en dus waren we uiteindelijk nog een soort van opgelucht dat het probleem zich op deze manier had opgelost. Echt zware problemen kenden we in deze tijd overigens niet, ondanks de vele impulsieve acties die ondernomen werden.

nieuwe avonturen overleven

Ondertussen raakte ik aardig ingeburgerd en leerde de nodige mensen kennen. Zo gebeurde het dat de eigenaar van ons bungalowpark de sergeant en mij uitnodigde voor een avondje bowlen. Naast het vakantiepark had hij namelijk ook nog een hotel. In de kelder van dit hotel bevond zich een flinke kegelbaan. Het principe van kegelen is hetzelfde als bij bowlen, alleen is de baan smaller en zitten er geen gaten in de bal. Een kwestie van even wennen. In het begin lukte het me voor geen meter om de bal ook maar in de buurt van de kegels te krijgen. Maar door maar te blijven proberen, kwam er langzaam maar zeker verandering in. De sfeer was op zich goed. De hoteleigenaar had nog een vriend van hem uitgenodigd en zo waren we met zijn vieren volop bezig. Elkaar echt goed begrijpen was er overigens niet bij, want het Engels van onze nieuwe vrienden bleek verre van optimaal te zijn. Met de nodige handgebaren maakten we onszelf dan ook maar verstaanbaar. Dat dit altijd weer een succesvolle manier van communiceren is, bleek ook toen.

Er werden vele flessen bier die avond weggedronken, en al snel had ik hem goed hangen. Het Joegoslavische bier bleek ook nogal wat sterker dan de Heinekens die wij dagelijks dronken. Toch zorgde ik ervoor dat ik niet helemaal het bewustzijn verloor. Ik zou namelijk diezelfde nacht nog de nachtdienst moeten draaien. Daarnaast was het zo dat niet de gehele kelder, waar we aan het kegelen waren, verlicht was. Hierdoor hing er een wat mysterieuze sfeer. Alleen daar waar wij stonden en onze kegelbaan was verlicht. Dit bespaarde natuurlijk de nodige energie en was dan ook wel verklaarbaar. Maar op het moment dat opeens een man ergens vanachter in een hoek tevoorschijn kwam, verkrampte toch wel enkele spieren. Hij stond daar maar wat te kijken zonder iets te zeggen en kwam ook niet dichterbij. Wie dit was, kon ik onmogelijk zeggen. Hij was in ieder geval niet uitgenodigd.
De hoteleigenaar riep op een gegeven moment een aantal onverstaanbare dingen naar hem. Na het nodige heen en weer gepraat droop de man uiteindelijk weer af. Waarschijnlijk was hij alleen maar nieuwsgierig geworden door het geluid dat vanuit de kelder klonk. Dit had hij wellicht in het hotel al kunnen horen. Ik denk dat hij alleen maar een beetje had willen kijken wat we aan het doen waren. Maar ik vond het toch fijner dat hij weer wegging. Het was gewoon een typisch voorval, omdat in het hele hotel verder totaal geen gasten aanwezig waren. De voorkant van het hotel was namelijk aardig in puin geschoten, en binnen in het hotel waren ook nogal wat dingen die in ieder geval niet onderhouden waren. Toch bleek het evengoed mogelijk om in de keuken nog een prima mixed grill boven het vuur klaar te maken. Met zijn vieren hebben we na het kegelen nog flink zitten eten en uiteraard goed zitten drinken. Ik geloof niet dat ik ooit nog zo’n groot bord met verschillende soorten vlees voor mijn neus zal krijgen. Heerlijk was het. Na een uur of vijf zo bezig te zijn geweest, werd het voor ons weer tijd om terug te gaan.

Op dat moment had ik een liter of drie aan bier naar binnen gewerkt en voelde ik hem dan ook goed hangen. Met die nachtdienst zou het waarschijnlijk niet goed komen. Misschien even snel een paar boodschappen rondsturen en dan maar lekker een beetje in de woonkamer gaan liggen pitten. Op zich geen uitzondering op de regel. Het probleem was alleen dat we inmiddels al volop bezig waren om de commcen over te dragen aan de Tsjechen. In het begin draaiden zij nog geen nachtdiensten, maar daar was inmiddels verandering in gekomen. Hierdoor konden wij niet meer zo gemakkelijk even een uurtje onze ogen dichtdoen, ook al zaten we er vaak nog maar een beetje voor de kat z’n kut bij. Toen de sergeant en ik echter de woonkamer van de bungalow weer binnen wandelden, was mijn probleempje snel opgelost. Zo goed als ik kon probeerde ik namelijk nog wel nuchter op de rest van de groep over te komen, maar dat lukte toch niet erg. Aangezien de woonkamer niet al te groot was, moest je altijd nogal uitkijken dat je niet over iemand zijn voeten struikelde. Normaal lukt dat nog wel, maar niet wanneer je goed zat bent. Mijn poging om de lichte dronkenschap voor de anderen verborgen te houden, bleek veel te doorzichtig. Met een enorme zucht plofte ik op de bank tussen de rest in. Blij dat ik eindelijk weer even kon zitten en ook dit avontuur overleefd had. Zonder moeite werd de nachtdienst door een ander overgenomen.

Veel daadwerkelijke oorlogsincidenten deden zich rond die periode niet voor. Af en toe hoorden we van achter de bergen enkele schoten, en zo nu en dan ontplofte er een mijn op ons kamp. Dit kwam voornamelijk door vallende takken of kinderen die van achter de hekken met takken op de mijnen probeerden te gooien. De strijdende partijen op de grens van de Krajina waren wel weer volop bezig. Er gingen zelfs geruchten dat de Kroaten een massale aanval voorbereidden. Aangezien wij dergelijke berichten altijd als eerste te zien kregen, wisten we dat daar een kern van waarheid in moest zitten. Door verschillende partijen werd die boodschap in ieder geval rondgestuurd. Dit zorgde wel voor iets meer spanning dan voorheen, maar verder niets noemenswaardigs.

Een incident dat zich op dat moment wel voordeed, was een voorval met een Nederlands ex-commando. Deze man zou zich als huurling hebben ingezet voor het Kroatische leger en op een gegeven moment in handen van de Serven zijn gevallen. Tijdens het nieuws op de Nederlandse tv hadden ze het uitgebreid over hem. Zelfs zijn moeder kwam op tv om de Kroaten te smeken haar zoon vrij te laten. Op het moment dat zij deze oproep deed, was het echter al te laat. Een Nederlandse delegatie in onze sector had namelijk van de Serven een videoband ontvangen waarop duidelijk zichtbaar een einde aan het leven van de huurling werd gemaakt. De videoband diende als bewijsstuk, en later hebben ze blijkbaar ook de bewuste onheilsplek nog aan de Verenigde Naties laten zien. Zelf ben ik hier niet mee geconfronteerd geweest, maar maatjes van me wel, en vanuit hun verhalen moet ik dus maar aannemen dat het inderdaad zo gelopen is.

Rond die tijd was ik alweer een week of zes op het kamp van de Tsjechen aanwezig. Ondertussen hadden we het commcen helemaal aan de Tsjechen overgedragen, en zat de taak voor onze club erop. Alle spullen werden langzaam maar zeker ingepakt, weggegooid of weggegeven. De rotzooi die door alle Nederlandse jongens die tot dan toe in die bungalow hadden geleefd, moest door ons worden opgeruimd. Dat was nog een flinke klus. Uiteraard was het niet leuk om het kamp achter ons te moeten laten, want we hadden er toch inmiddels de nodige vriendschappen opgebouwd. Maar het was nou eenmaal zo, en daar moest iedereen maar mee leren leven. Aan de Nederlandse gastvrijheid zou noodgedwongen een eind komen, en om iedereen te bedanken voor een fantastische tijd, werd er door ons nog een keer een groot feest gegeven.

De nodige voorbereidingen moesten getroffen worden om het feest tot een succes te maken. Er was een bepaald budget vrijgemaakt om alle benodigdheden in te slaan, zodat het ons aan niets hoefde te ontbreken. Er werden zelfs twee schapen van een boer gekocht. De sergeant was de dieren zelf in een weiland gaan uitzoeken en mocht erbij komen staan toen de dieren geslacht werden. Volgens mij heeft hij voor die eer overigens bedankt. Maar de inkopen die hij had gedaan, waren van een uitzonderlijk goede kwaliteit. Het hoefde niemand aan iets te ontbreken.

Onder het restaurant van het bungalowpark werd het feest gehouden. Er bleek een grote zaal te zijn waar de schapen mooi aan het spit konden hangen. Bovendien waren er grote, lange tafels waar je met gemak al je eten en drinken op kwijt kon. Een uitstekende gelegenheid om voor de laatste maal als vrienden onder elkaar te zijn.

afscheid van vrienden

We begonnen met een glas raki om alvast in de stemming te komen. Dat smaakte naar meer. Tijdens het eten gingen de nodige blikken bier er al soepel doorheen, en na het eten kwam de whisky op tafel. Samen met de Schotse klusjesman zat ik aan tafel en ging het ene na het andere glas naar binnen. Het was maar goed dat ik een flinke bodem had gecreëerd, want anders had ik het nooit zo lang volgehouden. Op dat moment ontdekte ik wel dat het, naarmate je meer gedronken hebt, steeds makkelijker wordt om Schots te praten. Op een of andere manier kon ik precies de juiste tongval maken. De gesprekken verliepen dan ook erg soepel, en zo kwam ik erachter dat mijn Schotse vriend op de vlucht was voor enkele bendes thuis en over de rest van de wereld verschillende kinderen had. Zijn motivatie om de Verenigde Naties te dienen was dus van een heel andere aard dan die van mij. Hij was er op deze manier gewoon zeker van dat niemand hem zou komen zoeken en dus niet zou vinden. Hij vreesde voor zijn leven. Wat precies zijn reden was, maakte mij op dat moment niet zoveel uit. We waren aan het feesten en dronken op de vrede. Alleen was ik nog niet zo’n ervaren drinker als de Schot. Zeker niet wanneer het om whisky ging. Toen we de eerste liter achter onze kiezen hadden, kwam er een tweede fles op tafel. Voor zover ik me kan herinneren, heb ik daar slechts een glas van meegedronken om vervolgens terug naar de bungalow te zwalken. De wandeling naar boven was nog nooit zo moeizaam verlopen. Af en toe moest ik me even vasthouden aan een boom of wat er ook op mijn pad kwam. Met heel veel moeite lukte het me om weer in de bungalow en uiteindelijk bij mijn bed te komen. Mijn allerlaatste energie had ik gestopt in het beklimmen van de trap die naar mijn slaapkamer leidde. Ik was helemaal kapot, en toen ik me wilde gaan uitkleden, begon het voor mijn gezicht te duizelen. De complete kamer ging als een losgeslagen zeilboot op en neer. Nergens kon ik meer een rustplekje vinden, zelfs niet als ik ging liggen. Dit ging niet goed. Binnen een mum van tijd kwam het gegrilde schaap vanonder uit mijn maag naar boven zetten. Tijd om nog naar de badkamer te rennen was er niet. Dat lukte ook niet, want mijn broek hing inmiddels op mijn knieën.

Om de inhoud van mijn maag dan maar gewoon in de kamer los te laten, leek me ook geen goed idee. De enige oplossing was naar buiten. In een fractie van een seconde had ik het raam van onze kamer geopend en alles eruit gekotst. Het kwam er met een straal uitspuiten. Opgeruimd stond netjes. Daarna ben ik gelijk in slaap gevallen. Met mijn broek nog op mijn knieën. Zo hebben mijn collega’s me uiteindelijk gevonden. In eerste instantie kon ik het de volgende dag niet eens geloven. Mijn broek hadden ze maar verder uitgedaan om me vervolgens onder de dekens te stoppen. Uiteraard hadden ze er ontzettend om gelachen en volgens mij zelfs nog foto’s van gemaakt. De inhoud van mijn maag bleek overigens niet in zijn geheel buiten te zijn beland, en die kon ik dus ook nog eens gaan opruimen. Daarnaast had ik de pech dat er niet direct een tuin onder het raam lag, maar een plat afdakje. Kon ik zelfs die gaan staan schrobben. Wat voelde ik me beroerd voor de rest van die dag, maar wat hadden we onze tijd in dit kamp tegelijkertijd op een erg goede manier afgesloten. De Nederlandse gastvrijheid had zich voor een laatste keer erg populair gemaakt.